Na zijn middelbareschooltijd studeerde Jan Rudolph medicijnen aan de Rijksuniversiteit te Leiden, alwaar hij op 15 november 1823 zijn admissie als ‘medicinae dokter’ in ontvangst mocht nemen. Van Maanen vertrok vervolgens naar Amsterdam, waar hij een artsenpraktijk opbouwde. In 1841 kocht hij het huis ‘De Briellaerd’ aan de Achterveldseweg in de buurschap De Glind nabij het dorp Barneveld. Op 28 juli van dat jaar werden voor de Barneveldse notaris Hermanus Meij Mettenbrinck twee akten verleden. Van Mor Aricus van den Ham kocht Van Maanen het erf en goed ‘De Kuismolen’ en van de familie Van Zuylen van Nievelt het omvangrijke landgoed ‘De Briellaerd’, het erf ‘De Kleine Briellaerd’ en het erf en goed ‘De Watermolen’. Na enkele verbouwingen te hebben laten uitvoeren, betrok het gezin Van Maanen in 1842 ‘De Briellaerd’, waar het tot 1858 zou blijven wonen. De later als dichter bekend geworden Petrus A. de Genestet was begin jaren ’40 een graag geziene gast bij het echtpaar Van Maanen. De op 21 november 1829 in Amsterdam geboren De Genestet bezocht in de periode 1842-1843 de destijds beroemde Barneveldse kostschool van Gerrit Jacobus Kapteyn. De Genestet schreef een gedichtje op ‘De Briellaerd’ waar zelfs Jan van Schaffelaar in voorkwam. In het persoonlijk archief van de dichter, ondergebracht in het gemeentearchief van Delft, komen twee brieven voor die Petrus in 1842 en 1843 schreef aan ‘juf’. Daarmee werd de gouvernante van het gezin Van Maanen bedoeld.
In 1845 kwam Van Maanen voor het eerst voor op de jaarlijks in het Provinciaal Blad van Gelderland gepubliceerde lijst van bevoegd verklaarde geneeskunstoefenaren. Naast hem was Johan Franco Beijen als arts in het dorp Barneveld werkzaam. Als arts was Jan Rudolph van Maanen zeer geliefd bij zijn patiënten. Hij zag zijn vak dan ook altijd als een roeping en bepaald niet als een bron van inkomsten. Hij had het geld dan ook niet direct nodig; behalve de hiervoor al genoemde onroerende goederen kocht hij in 1844 het zogenaamde ‘Heerenlogement’ aan de Postweg. Uit de verkoop van (hak)hout in 1851 blijkt dat hij toen ook ‘De Cotelaer’ of ‘Coterlet’ in zijn bezit moet hebben gehad. Van Maanen zat er dus warmpjes bij! In 1848 bezette hij de tweede plaats op de lijst van hoogst aangeslagenen in de rijksbelastingen in de gemeente. In de 19deeeuwse registers op patentschuldigen komt Van Maanen met veel beroepen voor. Behalve als ‘medicina doctor’ was hij namelijk ook koopman (tevens te Nijkerk), pelmolenaar met een watermolen, fabrikant van aardappelmeel met een paardenrosmolen, zeemtouwer, grutmolenaar, wagenaar en verhuurder van paarden en rijtuigen. Het feit dat hij ook eigenaar van de twee eerder genoemde molens was, draagt natuurlijk bij tot deze wat vreemde combinatie van beroepen.
Nadat Van Maanen in 1845 zijn Amsterdamse stadspraktijk had verruild voor het rustige dorp Barneveld gaf hij een brochure uit met de titel De jenever verdedigd die in Amersfoort zou worden gedrukt. De uitgave van dat drukwerkje leidde landelijk tot tumult; een arts die het opnam voor een zo’n verderfelijke drank als jenever! Nog dat zelfde jaar verscheen bij C. Campagne in Tiel een publicatie van een zekere E.M.D. met de titel Het Werkje getiteld: De jenever verdedigd, door Dr. J.R. van Maanen, op den Briellaerd bij Barneveld, Lid der Commissie van Landbouw in Gelderland, getoetst door E.M.D., geen Lid van eenig Afschaffings- of Matigheidsgenootschap. In dit boekje valt de schrijver Van Maanen aan in zijn opvattingen met betrekking tot het gebruik van sterke drank. Ook de pers liet zich hierbij niet onbetuigd en ten slotte verscheen er een boekje met de logische titel De jenever bestreden door een zekere ‘S.A. Dwars’!
Het hiervoor aangehaalde lidmaatschap van de Commissie van Landbouw, dat voortvloeide uit zijn lidmaatschap van Provinciale Staten van Gelderland (1847-1849), was voor een arts toch wel iets bijzonders. Het is mogelijk dat Van Maanen die afgeleide functie dankte aan de vele landerijen die hij verpachtte, maar daarnaast toonde hij een opmerkelijke interesse voor alles wat met innovaties op landbouwgebied te maken had. In de gemeentelijke jaarverslagen, in het hoofdstuk over de landbouw, wordt zijn naam ook enkele malen genoemd. In 1852 bijvoorbeeld naar aanleiding van zijn ‘voordeelige maïsbouw’. Zijn ervaringen met dit relatief nieuwe gewas verwerkte hij al in 1848 in de brochure Het verbouw van maïs, (Turksche weit). Het schijnt overigens dat van regeringswege aan alle leden van provinciale landbouwcommissies maïskorrels waren uitgereikt om proeven mee te nemen. In 1846 beplantte Van Maanen tien roeden met maïs en – vanwege de door hem bereikte positieve resultaten – het jaar daarop niet minder dan 220 roeden. Deze proefnemingen met maïs waren het gevolg van de aardappelziekte-epidemie die in de periode 1845-1848 huishield. In 1857 legde Van Maanen zich bovendien toe op de verbouw van huttentut (Camelia sativa of zomeroliezaad) en gierst (waarschijnlijk pluimgierst: Panicum milliaceum).
De eerste jaren, van 1845 tot 1858, hield Van Maanen ‘praktijk’ op huize ‘De Briellaerd’. Met ingang van het laatste jaar verkocht hij zijn landgoed en betrok hij een huis in de Langstraat in het centrum van Barneveld, zodat hij voor de bewoners wat gemakkelijker ‘aanspreekbaar’ werd. Een jaar lang was hij lid van de Barneveldse gemeenteraad (25 september 1865-13 september 1866).
Van Maanen stond midden in de Barneveldse samenleving en werkte er zelfs aan mee dat in 1871 de uit Wageningen afkomstige drukker en uitgever G.W. Boonstra zich in het dorp vestigde. Begin oktober verscheen de eerste aflevering van het weekblad De Barneveldsche Courant en daarin, een paar weken later, een ingezonden brief van Van Maanen. Daarin sprak hij lovend over de krant en kondigde hij aan zijn exemplaar ter lezing af te staan aan de arbeiders in het wijkje ‘Klein Lunteren’.
In de jaren daarna verraste Van Maanen de lezers van de krant regelmatig met een ingezonden stuk. Eén van de zaken op medisch gebied waarover hij zich enorm kon opwinden, was kwakzalverij, waaronder hij behalve ondeskundige behandeling ook de verkoop van allerlei, soms zelfs schadelijke geneesmiddelen via drogisten en apothekers verstond. In de krant trok hij daartegen in ingezonden stukken fel van leer. Daarin schreef hij over van alles en nog wat: over het gebruik van steenkolenas tegen de aardappelziekte, de ‘rode loop’, over bemesting, hondsdolheid, de opstelling van de lokale kerkvoogden tegenover dagloners (dat stuk leidde tot een heftige polemiek), het plaatselijke gasthuis, dialect, te veel om op te noemen.
In 1873 besloot de arts het wat kalmer aan te gaan doen. In eerste instantie nam hij het besluit zijn visites te beperken. Op 23 oktober van dat jaar werd zijn stalinventaris door notaris Rudolph Julius Westenberg publiekelijk verkocht. Naast een “wel bekend, buitengewoon mak en trouw, goed bij den weg loopend bruin Merriepaard, Geldersch ras, gladtands” ging het om een coupé Vigilante en een weinig gebruikt zespersoons Utrechts zomerwagentje. Op 15 november vierde hij zijn gouden artsenjubileum ter gelegenheid waarvan de Barneveldsche Courant op 21 november 1873 een artikel aan hem wijdde. Drie jaar later deelde Van Maanen mee op 15 november zijn praktijk neer te zullen leggen: “Hij zal aan huis te raadplegen blijven.” Dat besluit had alles te maken met zijn afnemend gezichtsvermogen en ook het overlijden van zijn echtgenote in 1874 moet hem erg hebben aangegrepen. Het gedrag van zijn kleindochter Anna Nairac in die periode noopte Van Maanen op 19 april 1883 zijn eigenhandig geschreven testament van 28 mei 1874 te herzien. Anna werd onterfd; wat de toen 25-jarige misdaan heeft, zal wel altijd een raadsel blijven. Zijn personeel voer er vervolgens wel bij; knecht Jan van de Beek, de gezusters Heintje en Mietje van Betuw (respectievelijk naaister en keukenmeid) en de werkmeid Christina Tollenaar werden goed bedacht.
De ‘milden weldoener’ en ‘waardigen grijsaard’ Van Maanen werd ten slotte blind en overleed, 84 jaar oud, op 25 november 1883 in zijn woonhuis aan de Langstraat in Barneveld. De laatste jaren van zijn leven was hij liefdevol door zijn twee jongste, bij hem inwonende, dochters verpleegd.