Louis Frederik Teixeira de Mattos
1872-1945, Civiel ingenieur, Auteur op waterstaatgebied, Landjonker en Wethouder
Jonkheer Louis Frederik Teixeira de Mattos werd op 18 mei 1872 te Amsterdam geboren. Hij was een zoon van Isaäc Eduard Teixeira de Mattos (1832-1885) en Abigaël Mendes (18601905). Op 14 november 1897 trouwde hij te Amsterdam met de te Batavia geboren, Evangelisch-Lutherse Kitty van Schreven (1870-1956), dochter van Joannes Jacobus van Schreven en Marie Catherine Ottenhof uit Den Haag. Uit dit huwelijk werd op 19 oktober 1899 te Amsterdam dochter Maria Elisabeth geboren. Jonkheer Teixeira de Mattos overleed op 30 oktober 1945 te Den Haag.
http://www.historici.nl/media/bwg/images/5/-043.jpg
L.F. Teixeira de Mattos (uit: Teixeira de Mattos,

Jhr. Louis Frederik Teixeira de Mattos stamde uit een vermogend Portugees-Israëlitisch geslacht dat, door geloofsvervolgingen gedwongen, in 1497 naar Antwerpen vluchtte en vervolgens, als gevolg van het verloop van de Tachtigjarige oorlog, naar Amsterdam trok, omdat joden zich daar vrijelijk konden vestigen. Daar bouwde de familie een vooraanstaande maatschappelijke positie op dankzij de vele meegebrachte handelscontacten. In 1735 kregen de Teixeira’s een notariële acte van bekendheid. De vader van Louis Frederik was de stichter van de Amsterdamse bankiersfirma Gebr. Teixeira de Mattos. Hij schonk de stad Amsterdam in 1886 100.000 gulden voor de bouw van een ziekenhuis.

Louis Frederik werd op verzoek van zijn moeder – zijn vader was inmiddels overleden – op 10 december 1892 geadeld. Deze nobilitatie was voor een niet onbelangrijk deel te danken aan het feit dat een eerder familielid in 1817 door koning Willem I in de Nederlandse adelstand was verheven. Na zijn afstuderen als civiel ingenieur in 1896 te Delft trouwde hij en maakte met zijn vrouw de overstap naar de Waals-Hervormde Kerk. Kort daarna trad hij in dienst van de Provinciale Waterstaat van Overijssel. Daar kwam zijn voorliefde voor documentatie en publicistische arbeid duidelijk naar voren. Hij wilde de waterhuishouding van Overijssel beschrijven. Het eerste resultaat van dit onderzoek publiceerde hij in 1900. Drie jaar later werd De Dedemsvaart door de Staten van Overijssel uitgegeven, een boek van bijna duizend pagina’s, voorzien van illustraties en een afzonderlijke, losbladige atlas.

In november 1900 vertrok Teixeira naar Den Haag, waar hij was benoemd op het departement van Waterstaat, Handel en Nijverheid. Uit deze functie nam hij enkele jaren later ontslag vanwege zijn benoeming tot secretaris van de Staatscommissie tot voorbereiding van de wettelijke regeling van het waterstaatsbestuur. Maar de spanningen in en rond deze commissie waren voor Teixeira de Mattos te groot en in 1907 kreeg hij op eigen verzoek ontslag ‘wegens herhaalde en langdurige afwezigheid uit ’s-Gravenhage’. Inmiddels had hij het beter naar zijn zin als secretaris van de Staatscommissie voor het binnenschipperijbedrijf. In 1911 bracht deze commissie een uitvoerig verslag uit. Teixeira de Mattos werd voor zijn aandeel in dit als belangrijke bron erkende werk beloond met een koninklijke onderscheiding.

Intussen had hij zich ook met andere zaken beziggehouden. Dankzij zijn familievermogen kon hij zich veroorloven van een normale ambtelijke loopbaan af te zien. In zijn brief van 14 mei 1902 liet hij Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland weten dat hij van plan was “zijne krachten te beproeven aan eene beschrijving van de waterkeeringen, waterschappen en polders der provincie Zuid-Holland”. Tegelijkertijd verzocht hij hen om steun en medewerking. Het eerste deel kwam in 1905 gereed. Het werd een jaar later door het Provinciaal Bestuur van Zuid-Holland uitgegeven. Enkele jaren later verscheen deel 2, en het leek erop dat publicatie van het in tien delen opgezette werk regelmatig zou worden voortgezet.

Maar in een brief van 22 januari 1909 deelde Teixeira de Mattos Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland mee dat hij door vestiging buiten de provincie genoodzaakt was zijn arbeid aan het boek te staken. Hij had in 1905 in Beekbergen bij Apeldoorn een complex woeste grond aangekocht, in de volksmond ‘Het groote zand’ genoemd, om daar op een hoog punt een buitenverblijf te stichten. Twee jaar na de aankoop werd door zijn dochter de eerste steen gelegd van het door de Haarlemse architect F.N.J. Haitsma Mulier ontworpen monumentale landgoed Spelderholt. De aanleg van de tuin en het park rondom het landgoed was toevertrouwd aan Leonard A. Springer, landschapsarchitect te Haarlem. In 1908 werd het landgoed opgeleverd en vanaf 1909 tot 1921 woonde de familie Teixeira de Mattos er permanent.

In die tijd was Teixeira de Mattos nauw betrokken bij de plaatselijke en regionale politiek. Met zijn zwager mr. N.G. van Taack Tra Kranen behoorde hij in 1904 tot de oprichters van de Nationaal Historische Partij, een groepering van rechtsgezinde liberalen die in 1912 opging in de Christelijk Historische Unie. Deze fusie leidde ertoe dat Teixeira de Mattos van 1913 tot 1923 namens de Christelijk Historische Unie zitting had in de Apeldoornse gemeenteraad en in 1923 en 1924 in de Gelderse Staten. Hij kwam toen uitgebreid in het nieuws doordat hij ‘met alle geweld’, zoals hij dat zelf noemde, zich verzette tegen de invoering van het vrouwenkiesrecht. Iets waar hij later op terugkwam in zijn ‘ten behoeve der geestverwante vrouwen’ te Beekbergen en Apeldoorn gehouden voordrachten die in 1921 door het De Savornin-Lohnmanfonds onder de titel Onze Grondwet werden uitgegeven. Nadrukkelijker kwam hij in het nieuws toen hij in de raadsvergadering van begin oktober 1919 vanwege de ontwikkelingen in de vliegtechniek voor de aanleg van een ‘vliegterrein’ in de buurt van Apeldoorn pleitte. Het meest kwam hij echter in het nieuws door zijn ambitieus stedenbouwkundig uitbreidingsplan om het dorpse Apeldoorn een stadse allure te geven. Dit laatste zou gerealiseerd moeten worden door de aanleg van nieuwbouwwijken in alle windrichtingen, voorzien van ruime parken, winkelcentra, scholen, kerken en een ziekenhuis, bedrijvenconcentraties langs het kanaal en bestaande spoorverbindingen en een rondweg om het doorgaande verkeer om het centrum te leiden. Bovendien zou omwille van de uitbreiding van die woonwijken de spoorlijn Apeldoorn-Zutphen verlegd en het Apeldoorns station, voorzien van een spoorwegtunnel, verplaatst moeten worden. Dit Berlage-achtige plan werd enkele jaren later door de overwegend conservatieve Apeldoornse gemeenteraad verworpen. De plannen waren te modern en de kosten te hoog.

Overigens was Teixeira daar zelf niet meer bij betrokken. Eind 1923 had hij al zijn functies in Gelderland neergelegd en was naar Den Haag verhuisd, waar hij zijn publicistische waterstaatkundige arbeid had hervat. Maar twee jaar voor zijn vertrek naar Den Haag besloot Teixeira de Mattos op 21 maart 1921 een groot deel van het landgoed Spelderholt, circa 14 ha, ‘om niet af te staan aan den Staat der Nederlanden, teneinde daarin of daarop te vestigen een of meerdere instellingen in het belang van bosch- land- of/en tuinbouw’. De Nederlandse Staat vestigde er in datzelfde jaar nog een Rijksproeffokstation en een Rijksvoorlichtingsdienst voor de Pluimveeteelt met het doel de Nederlandse pluimveesector op wetenschappelijk gemotiveerde wijze te innoveren.

In Den Haag kreeg Teixeira de Mattos op de provinciale griffie een kamer voor het voltooien van wat later algemeen als een standaardwerk op waterstaatgebied werd gezien. Dat deed hij met een energie die hem volledig in beslag nam. De noodzakelijke hulp van archivarissen en bibliothecarissen kwam hem als de grote gezaghebbende nu als het ware vanzelfsprekend toe. Zijn habitus in die jaren was zodanig dat wie hem niet kende, hem eerder voor een vasthoudende archivaris hield dan voor een ingenieur die onderzoek deed. Geen detail mocht achterwege blijven en aan letterlijke citaten was geen gebrek. Teixeira de Mattos gaf alles wat hij geven kon en zeker zou hij, als het hem vergund was, nog meer nagelaten hebben. Maar door het bombardement van 3 maart 1945 waarbij het hele voorgebouw van de provinciale griffie te Den Haag verwoest werd, ging het voor drievierde voltooide manuscript en al het op Teixeira de Mattos’ kamer bijeengebrachte bronnenmateriaal verloren. Het typeert Teixeira de Mattos dat hij geheel van voren af aan zijn werk hervatte.

Kort daarna kwam het provinciaal bestuur tot de conclusie dat het tot dan toe niet veel waardering had getoond voor Teixeira de Mattos’ geheel belangenloze arbeid. Er had nooit meer afgekund dan een bedankbriefje na het verschijnen van een nieuw deel. Meerdere malen had Teixeira de Mattos wel eens laten blijken dat hij graag op de provinciale griffie zou worden aangesteld, waarbij het hem echt niet om de salariëring ging. Op 23 juli 1945 besloten Gedeputeerde Staten aan ‘Jhr. ir. L.F. Teixeira de Mattos te ’s-Gravenhage een honoraire rang van Administrateur-Titulair ter Proviniciale Griffie van Zuid-Holland’ te verlenen. Deze op hoge prijs gestelde onderscheiding kwam niet te vroeg. Enkele maanden later, op 30 oktober 1945, overleed Jhr. Louis Frederik Teixeira de Mattos op 73-jarige leeftijd te Den Haag.

Teixeira de Mattos was een bewonderenswaardige man die met onderbreking van zijn Apeldoornse jaren geheel belangenloos en met grote inzet van 1902 tot 1945 aan de totstandkoming van zijn levenswerk werkte. Een man wiens naam zestig jaar na zijn overlijden nog altijd in Apeldoorn en Beekbergen voortleeft in allerlei verhalen over hem: het welkomstlied dat schoolkinderen zongen toen de familie Teixeira de Mattos zich op het Spelderholt vestigde, zijn bemoeienis met de plaatselijke muziekvereniging, de muziektent die hij Beekbergen schonk, zijn inzet voor de Nederlands Hervormde Kerk, over zijn meest bekende gast prins Hendrik, het landgoed Spelderholt en Seyss-Inquart die er tijdens de bezettingsjaren woonde, en het Teixeira de Mattospark te Beekbergen.

Werken

  • Twee bescheiden met betrekking tot het dijkwezen in de provincie Overijssel, Zwolle 1900
  • De Dedemsvaart. Atlas, Zwolle 1903
  • De waterkeeringen, waterschappen en polders van ZuidHolland, ’s-Gravenhage 1906-1961, 10 delen in 14 banden met afzonderlijke kaarten. Hiervan deel VII, 1 door K.B.A. Buytendorp (1952); voorts deel VII, 11 door G.J.A. Schilthuis, met epiloog door J.L. van der Gouw, 1961.
  • Onze Grondwet: drie voordrachten, ’s-Gravenhage 1921

Literatuur

  • J.L. van der Gouw, ‘Het levenswerk van Jhr. L.F. Teixeira de Mattos’, in: Nederlands Archievenblad 84 (1980), 33-39
  • L.W. Hordijk, ‘Jhr. L.F. Teixeira de Mattos’, in: Holland 15 (1983), 159-163
  • Nederland’s Adelsboek 21 (1923), 19-25
  • E.A. van Beresteyn e.a., Genealogisch Repertorium, deel MZ, Amsterdam 1972, 178

Bronnen

  • Nationaal Archief, Familiearchief Teixeira de Mattos, 17de20ste eeuw
  • Gelders Archief, Statenarchief 1923-1924
  • Apeldoorns Archief, Notulen B & W, Notulen Gemeenteraad Apeldoorn 1913-1923
  • GA Den Haag, Archief Waals Hervormde Gemeente te ’sGravenhage en Voorburg
  • Archief Hoge Raad van Adel, stukken inzake de nobilitatie van L.F. Teixeira de Mattos
  • Notariële acte, notaris jhr. W.F.A. van Pestel, d.d. 21/3/1921, inzake overdracht Spelderholt a/d Staat der Nederlanden
  • Nieuwe Apeldoornsche Courant 1909-1923
  • De Haagsche Groene 1944-1945
J.M.A.E. Janss
Uit: Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 5, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Redactie: dr. J.A.E. Kuys (eindredactie), drs. C.A.M. Gietman, drs. R.M. Kemperink, E. Pelzers en dr. P.W. van Wissing. Verloren Hilversum, 2006, pagina's 130-133.