Jan van Hoof is bekend geworden als de redder van de Nijmeegse verkeersbrug over de Waal op 18 september 1944. Op die dag zou hij de draden van een door de Duitsers onder de Waalbrug aangebrachte springlading onklaar hebben gemaakt. Het is altijd onzeker gebleven of hij daadwerkelijk kans heeft gezien dit alleen of met anderen te doen. Nog onlangs beweerde de Duitse veteraan Heinz Bliss, die in september 1944 bij Nijmegen meevocht, dat de Duitsers de brug helemaal niet wilden opblazen. Veldmaarschalk Model zou dit hebben verboden. Als de Engelsen de Waalbrug hadden bereikt, zouden Duitse troepen deze hebben verdedigd tot de komst van twee SS-pantserdivisies die bij Arnhem lagen.
Jan van Hoof is door zijn moeder omschreven als iemand die zich van jongs af aan al verzette tegen onrecht of, zoals op de middelbare school, tegen tuchtmaatregelen. Op tienjarige leeftijd kwam Jan in aanraking met de padvinderij, de huidige scouting. Naar later bleek is dit een belangrijke periode in zijn korte leven geweest. Hij leerde de mensen kennen die hem later bij zijn verzetsdaden hielpen en die hij kon vertrouwen.
Ook het onrecht en de dwingelandij van de Duitse bezetters kon Jan niet dulden. Vanaf 1943 werden in Nijmegen regelmatig razzia’s gehouden. Jongemannen werden bij tientallen voor de Arbeidsdienst naar Duitsland afgevoerd. In mei 1943 vertrok Jan van Hoof van huis zonder te laten weten waar hij naartoe ging. Zijn ouders dachten dat hij zou gaan onderduiken. Jan bleek naar ’s-Hertogenbosch te zijn gefietst, waar hij zich had laten inschrijven op een Middelbare Technische School (MTS). Leerlingen van de MTS waren vrijgesteld van de Arbeidsdienst. Jan had een inschrijvingsbewijs nodig om zich vrij te kunnen bewegen.
In 1943 werd Jan lid van de chemische luchtbeschermingsdienst. Op grond daarvan had hij het recht een fiets te gebruiken en bij luchtalarm op straat te komen en mocht hij tijdens Sperrzeit (van tien uur ’s avonds tot vier uur ’s nachts) op straat zijn. Menigmaal vervoerde hij illegale papieren in het gasmasker dat hij bij zich droeg.
In het voorjaar van 1943 werd Van Hoof met drie andere aspirant-voortrekkers van de Petrus Canisiusstam als voortrekker geïnstalleerd. Begin augustus ging hij naar een clandestien verkennerskamp in Venray. Jan was weer even in de sfeer van het bekende verkennersleven en wist de jongens te amuseren met zijn liedjes en zijn blokfluit.
Als lid van de ondergrondse droeg Jan een geheim met zich mee. Zelfs zijn ouders wisten niet waarmee hij bezig was, maar maanden hem toch tot grote voor- zichtigheid. Hij hielp mee met het verspreiden van de illegale bladen Je Maintiendrai en Vrij Nederland. In het vroege voorjaar van 1944 werd hij lid van de spionagegroep Geheime Dienst Nederland, die onder leiding stond van Jules Visser en Jan Puntman.
Toen in augustus 1944 de geallieerde tanks een razendsnelle opmars door België maakten, bezocht Jan van Hoof ir. Jules Janssen, de leider van de ondergrondse in Nijmegen, om met hem over het behoud van de Waalbrug te praten. Van Hoof bleek tot in de finesses op de hoogte te zijn van de manier waarop de springlading en de lontleiding onder de brug waren aangebracht. Janssen vond Van Hoofs plan echter niet praktisch genoeg en adviseerde hem afwijzend. Het geallieerde commando wist aanvankelijk niets van een poging de brug intact te laten. Jan zette echter door, en nadat bij de legerleiding het verzoek was binnengekomen om toch tot iedere prijs de brug te behouden, slaagde hij er op 18 september onder een moordend granaatvuur in – daar lijkt het althans op – de lont onklaar te maken van het explosief dat aan de Lentse zijde onder de kleine boog tegen de pijler was aangebracht.
Diezelfde dag zag Nijmegen zijn eerste bevrijders, terwijl de Duitsers het stadscentrum en de toegangswegen tot de Waalbrug stevig in handen hadden. Horen en zien vergingen bij het geratel van mitrailleurs en het geregelde inslaan van granaten. Nadat de geallieerden waren teruggeslagen, stichtten de Duitse troepen in het centrum van de stad fosforbranden.
De 19de september verliet Jan zijn ouderlijk huis met de geruststellende mededeling dat hij geen gevaarlijk werk meer had te doen en alleen nog een kleine opdracht moest uitvoeren. De opdracht die Van Hoof zichzelf gaf, was het gidsen van Engelse parachutisten vanuit Groesbeek naar de stad. In de Hezelstraat te Nijmegen werd de verkenningswagen waarin hij met twee Engelsen zat, door de Duitsers aangehouden. Er werd geschoten. De twee soldaten sneuvelden, terwijl Van Hoof, die een oranje armband en een Engelse helm droeg, zwaar gewond raakte. Een Duitser riep ‘Du Partisan’ en schoot Van Hoof door zijn hoofd.
Voor zijn verzetsdaden kreeg Jan van Hoof postuum meerdere onderscheidingen, ook in het buitenland. Hij kreeg de Amerikaanse Medal of Freedom en de Engelse Silver Laurel. In 1946 verleende Koningin Wilhelmina hem het Ridderkruis 4e klasse van de Militaire Willemsorde. In de voordracht van 15 juli 1946 door de Minister van Oorlog wordt zijn moedige daad als volgt beschreven: “Heeft op 18 september 1944 met grote voortvarendheid, voorbeeldige moed en vastberadenheid van de gedurende enkele uren op en om de brug heersende gevechtsomstandigheden gebruik weten te maken om onder imminent levensgevaar en geheel alleen zijn vrijwillig op zich genomen taak tot het buiten werking stellen van het ontstekingsmiddel te volbrengen.”
Doordat Van Hoof zijn verzetsdaad alleen pleegde en er nimmer getuigen zijn geweest, waren er twijfels aan de juistheid van de feiten. Dit leidde ertoe dat in 1949 door de Minister van Oorlog een speciale regeringscommissie werd samengesteld met de opdracht na te gaan of aan Van Hoof terecht de hoge onderscheiding was verleend. In het uitgebrachte commissierapport werd geconcludeerd dat de toekenning terecht was. Het absolute bewijs dat Jan van Hoof de verkeersbrug redde, zal nooit te leveren zijn. Wel mag met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden aangenomen dat hij erin geslaagd was op de brug te komen en de draden van de explosieve Duitse ladingen door te knippen. Het staat volgens dr. L. de Jong, eertijds directeur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie in Amsterdam, bovendien vast dat Van Hoof bergen werk heeft verzet voor twee illegale bladen en dat hij lid is geweest van de actieve spionagegroep Geheime Dienst Nederland.
Op 18 september 1945 werd een monument ter nagedachtenis aan Jan van Hoof onthuld. Het bevindt zich bij de pijler van de Waalbrug aan de noordkant. Op het door Jac. Maris ontworpen monument staat een beeltenis van Jan van Hoof op het moment waarop hij de draden van de aan de brug bevestigde springlading onklaar maakt. Op het gedenkteken staat de tekst: “Aan Jan van Hoof; zijn medestrijders 18-IX1945 o[ud] str[ijders] Nijmegen”. Hoewel er geen sluitend bewijs is dat Jan van Hoof met zijn eenmansactie de verkeersbrug over de Waal bij Nijmegen voor vernietiging heeft behoed, ontneemt dit niets aan de betekenis van zijn persoon en aan zijn heldhaftige optreden in het verzet.