Het Zeeuwse ’s-Heerenhoek, Mes’ geboortedorp, heeft om tenminste twee redenen een unieke geschiedenis: hier werd na de staatsomwenteling in 1795 de eerste na-reformatorische katholieke kerk van Zeeland gebouwd en in de loop van de 19de eeuw veranderde zijn bevolking van een nagenoeg protestantse in een zo goed als geheel katholieke. Mes’ vader dreef hier een winkel in manufacturen. Daarnaast had hij een kaarsenmakerij en was hij koster en organist. In zijn eerste huwelijk werden vijf kinderen geboren, van wie Gomarius de jongste was. Hij kreeg van de pastoor die hem doopte als tweede naam Emmanuel, omdat hij een kerstkind was. Zijn moeder stierf toen hij nog maar net de wieg ontgroeid was en waarschijnlijk heeft zijn grootmoeder van moeders kant zich over hem ontfermd, totdat zij door zijn stiefmoeder als opvoedster vervangen werd. Mes dacht altijd met liefde aan zijn grootmoeder terug en ontleende een van zijn pseudoniemen (A. de Witt) aan haar. Hij liet zich later steeds in positieve termen uit over zijn ouderlijk huis, maar kon er tegelijkertijd niet zonder droefheid op terugkijken. Hij moet van meet af aan een zeer vrome jongen zijn geweest, wat niet zo vreemd was met een organist als vader en een ex-pastoriehuishoudster als stiefmoeder. Gomarius werd misdienaar en raakte zeer bevriend met de pastoor. De sfeer waarin hij opgroeide werd bepaald door een mengsel van vroomheid, artisticiteit en handelsgeest, wat tevens de grondtoon zou vormen van zijn karakter.
Eind jaren ’60 was Mes eerst enige tijd kwekeling, achtereenvolgens in Goes, Rotterdam en Boxtel. Na de vervulling van zijn militaire dienstplicht besloot hij in 1870 zijn geluk te beproeven in de handel. In 1870 vond hij een betrekking als winkelbediende in een sigarenzaak in Utrecht. Hierna was hij tot 1873 handelsreiziger voor een Haagse firma in zijde, fluweel en broderies. Na het faillissement van het bedrijf besloot hij onderwijzer te worden. Dat voerde hem naar het Gelderse Bussloo, waar zijn oudere broer Adrianus hoofd van de lagere school was. Hier kon hij, zoals in zijn tijd gebruikelijk, het vak in de praktijk leren en zijn acte halen. Tegelijkertijd moet zijn broer hem ook in artistiek opzicht gestimuleerd hebben, want Adrianus Mes was muzikaal zeer begaafd en zou met zijn composities en publikaties bijdragen aan de vernieuwing van de kerkmuziek. In 1874 werd Gomarius aangenomen als hulponderwijzer aan de katholieke jongensschool te Zwolle. Hoofd van deze school was Cornelis Kooijmans, die bezig was naam te maken als pionier van de ‘echt roomsche’ schoollectuur. Opnieuw werkte Gomarius dus samen met een creatieve en inspirerende figuur, die hem bovendien in contact bracht met de Thomas à Kempis-Vereeniging in Zwolle. Hier zou Mes ook vertaalwerk gaan verrichten.
In 1877 werd hij na het behalen van de hoofdacte benoemd tot hoofdonderwijzer aan de Openbare Lagere School van Wijchen. In 1878 huwde hij Geertje Kooijmans, Cornelis’ jongste zuster. Zij betrokken de onderwijzerswoning aan het marktplein. Hier zou Gomarius uitgroeien tot de legendarische schoolmeester, zoals hij tot op heden in de herinnering van de Wijchenaren voortleeft. Hij was “de geleerde man, die een lang verhaal over Wychen in het Zondagsblad schreef” en “naast Meester van Gils de beste meester van het dorp”, zoals het in een streekroman van Victor de Jonge heet. Met dat Zondagsblad was de Katholieke Illustratie bedoeld, waarin Mes regelmatig artikelen, verhalen en gedichten publiceerde. En dat hij zo’n beste meester was lag niet in de laatste plaats aan de door hemzelf geschreven lees- en rekenboekjes. Zijn lessen kregen daardoor een heel persoonlijk karakter en moeten bovendien zeer aansprekend zijn geweest, omdat zowel in de verhaaltjes als in de sommen het eigen dorp herhaaldelijk figureerde. Enkele titels van deze tot zijn dood steeds weer herdrukte boekjes zijn: Bloemzaadjes, Heidekruid, Lindebloesem, Klimop, Goudenregen en Leliën. Zij laten zien wat Mes met de kinderen voorhad: hen begeleiden op hun levenspad van prille onwetendheid tot religieuze volwassenheid. Hij ontpopte zich met deze serie als een pionier op het terrein van de katholieke schoollectuur en het zogenaamde ‘belletristische’ kinderboek. Als voorvechter van het bijzonder onderwijs wilde hij hiermee een alternatief scheppen voor de neutrale lectuur in het openbare onderwijs.
Verdere activiteiten stonden in dienst van de politisering van het Nederlandse katholicisme dat zich toen enerzijds herstelde, maar zich ook bedreigd voelde door de ideologieën van de moderne tijd. Het is opmerkelijk hoe internationale ontwikkelingen samenkwamen in de kleine plattelandsonderwijzer die Gomarius Mes was. Dit blijkt met name uit zijn vertalingen uit het Frans, het Italiaans en het Duits. Vooral met de vertaling van het in de Duitse Kulturkampf populaire Dreizehnlinden van F.W. Weber wist hij veel eer in te leggen. Heel bijzonder is ook dat hij de eerste Nederlandse vertaler van Karl May blijkt te zijn. Ook deze Duitse auteur had zijn steentje bijgedragen in de strijd om de verdediging van de katholieke kerk, namelijk als medewerker aan Der deutsche Hausschatz. Het was dit blad, dat een van May’s eerste verhalen Der Ehri publiceerde. Voor de Katholieke Illustratie van 1882 maakte Mes daarvan een vertaling, die eerst anoniem werd gepubliceerd, maar in 1896 door hemzelf werd uitgegeven onder zijn pseudoniem Jan de Zeeuw. Er zouden nog meer May-vertalingen volgen.
Maar ook Wijchen en omgeving inspireerden Mes. Hij werd er verleid tot nostalgische mijmeringen over de vergankelijkheid van alles, maar evengoed geprikkeld in zijn beschavingsijver. Zijn verbeelding riep een hele serie sagen, legenden en volksverhalen in het leven, die zich allemaal afspeelden in het verleden van deze streek. Mes katholiseerde het Wijchense landschap zo, dat wandelaars er de rijke roomse geschiedenis in konden terugvinden. Het ging daarbij steeds om de strijd tussen de onbeschaafde heidenen en de beschaafde christenen, opmerkelijk vaak in de vrouwelijk rol of, als ze mannen waren, gekenmerkt door een combinatie van mannelijke kracht en vrouwelijke zachtheid, dezelfde waardoor zich volgens Mes ook de ware schoolmeester zou typeren. In 1893 en 1902 werd een deel van deze verhalen in boekvorm uitgegeven, respectievelijk als Lief en Leed en Rond den Valkhof.
Dezelfde omgeving dreef hem ook tot streekhistorisch onderzoek, bijvoorbeeld over het kasteel van Wijchen en zijn beroemde bewoners Emilia van Nassau en Emmanuel van Portugal. Hij publiceerde de resultaten van deze studies in bladen als de Katholieke Illustratie, De Katholiek, de Almanak van Thijm en de Geldersche Volks-almanak. Het laatste blad was weliswaar van protestantsen huize, maar zijn vriendschap met de in Ravenstein wonende redacteur A.C.W. Quack zal bij de publicatie in de almanak wel een rol gespeeld hebben. Een poging zelf een tijdschrift van de grond te krijgen strandde. Mes werd toch geleidelijk aan vooral gelegenheidsdichter, die jubelzangen aanhief bij de bouw van het nieuwe franciscaner klooster te Alverna, Nijmegen troostte bij het vertrek van de populaire geleerde en predikant pater J.V. de Groot en Nijmeegse zouaven toezong bij hun vijfentwintigjarig jubileum. Deze zangen bracht hij soms ter plekke ten gehore, waarna zij ongewoon mooi gedrukt op losse vellen te koop werden aangeboden.
Door al deze activiteiten in dienst van de herlevende katholieke cultuur raakte Gomarius Mes bevriend met figuren als Schaepman, vader en zoon Alberdingk Thijm en Bernard van Meurs. In 1888 publiceerde hij De Katholieke Pers van Nederland: 1853-1887, een zeer uitvoerige en becommentarieerde bibliografie van katholieke geschriften, bedoeld als informatie over alternatieven voor neutrale en godslasterlijke geschriften. Hij zou er de pauselijke onderscheiding Pro Ecclesia et Pontifice aan overhouden. In 1894 hield Mes in Amsterdam op uitnodiging van Recht en Plicht, de antisociaaldemocratische vakbond voor katholiek treinpersoneel, een vlammend betoog tegen het socialisme en Multatuli, die teveel onderwijzers het hoofd op hol zouden brengen. Daar hielp maar één remedie: bijzonder onderwijs en katholieke lectuur.
Misschien is het niet heel verwonderlijk dat Mes’ gedrag ook vijanden kweekte. In 1896 ontstond er frictie en rivaliteit tussen hem en de burgemeester van Wijchen. Dit leidde tot een tot voor de kroon uitgevochten conflict en hoewel hij in het dorp, zowel door zijn parochiële bezigheden als door zijn onderwijzerschap, een centrale en geziene figuur was, werd hij overgeplaatst naar een school in de nieuwe buurtschap Alverna, pal naast zijn geliefde franciscaanse klooster. Hij beschouwde dit als een degradatie en voelde zich op ‘de heischool’ een balling. Dat hij uit was op wraak mogen we aannemen. Vanaf 1893 had hij, tegen het verbod van nevenverdiensten in, maar met de zegen van zijn geestelijke adviseurs, een verzendboekhandel annex uitgeverij opgezet. Dit stelde hem in de gelegenheid om onder verschillende pseudoniemen, zoals Emmanuel, Jan de Zeeuw en Dr. A. de Witt – waarmee hij de indruk wekte over een hele stal van auteurs te beschikken – zijn eigen boeken uit te geven. Het meeste succes had hij met de productie van drie verschillende kinderbijbels, bestemd voor school en huisgezin. Daarvan zou hij er in de loop der jaren in totaal ongeveer 100.000 omzetten. Hier raakten handelsgeest en apologetische ijver onontwarbaar met elkaar verstrengeld: in zijn kinderbijbels en zijn voor de boeren geschreven gebedenboek De godvruchtige Landman verwees hij rechtstreeks naar de producten die hij in zijn eigen winkel te koop had. Hij verhandelde ook devotionalia en zogenaamde prijsboeken, vaak als restant betrokken van verschillende religieuze uitgeverijen. Later namen zijn zonen het bedrijf over. Hij bouwde een schoolmeubelfabriek, die tot op de dag van vandaag in Wijchen voortbestaat onder de naam Eromes. Dit bedrijf was Gomarius zoete wraak: “6 Augustus 1909 stond de vlag op de fabriek te waaien, net twaalf jaar na onze verbanning uit het dorp”, schreef hij in het familiealbum.
Toen Gomarius Mes op 19 februari 1918 overleed kreeg hij een vaste plaats in de herinnering van zijn dorpsgenoten. Hij is een historisch interessante figuur, omdat hij zoveel inkijkjes geeft in de wijze waarop de katholieke bevolkingsgroep zich organiseerde en in zichzelf opsloot. Hij heeft op diverse manieren meegeholpen aan het ontstaan van een vaak benauwend clericalisme, maar ook zijn dorpsgenoten en anderen leren lezen. Daarmee had hij hen tevens een middel gegeven om zich te bevrijden.