Frans Hermsen groeide op in Vierakker, waar hij meestal op de boerderij van zijn vader te vinden was. Hij bezocht de lagere school in Wichmond, tegenover het kasteel. Zijn huiswerk maakte hij soms onderweg, omdat thuis het boerenbedrijf voorrang had. Dat bleef zo toen hij naar Zutphen moest, waar hij in de oorlogsjaren Mulo A en B haalde. Frans voelde zich geroepen tot de ambtenarij. Op 1 mei 1944 werd hij aangesteld als volontair bij de gemeente Warnsveld, waar hij al snel tegen de bezetter aanliep. De opdracht om binnen een halve dag een naamlijst op te stellen voor de ‘Arbeitseinsatz’ in Duitsland leidde tot een effectieve verzetsdaad: hij verstopte het Warnsvelds bevolkingsregister. Zelf dook hij onder bij boeren in de omgeving. Frans bleef neergeschoten Engelse jachtvliegers helpen de IJssel te bereiken, maar dacht ook aan eigen veiligheid, toen een koene sprong op de schudtafel van een dorsmachine hem uit de handen van de SD hield.
Hoewel studeren hem moeite kostte, begon hij na de oorlog aan de studie gemeentelijke bedrijfsadministratie, de opleiding die in de tweede helft van de 20ste eeuw talloze ambtenaren en bestuurders heeft gevormd. Frans Hermsen begon, gewapend met GBA 1 en 2 (gedeeltelijk) en GBF 1 en 2, onderaan op de ladder. Op 1 januari 1947, enkele jaren na zijn eerste baan in Warnsveld, werd hij adjunct-commies bij de gemeente Zoetermeer, waar hij vijf jaar later waarnemend gemeentesecretaris werd. Drie jaar later mocht hij het woord ‘waarnemend’ schrappen. Frans viel op door zijn noeste inzet, ook na werktijd. De jonge Achterhoeker viel bij gemeentearchitect Dekker zo in de smaak, dat hij hem af en toe meenam naar Hazerswoude, waar zijn dochter hem en vriend Frans moest behoeden voor klaverjassen en partijtjes darts. Haar pijlen echter raakten de jonge ambtenaar, die op 4 september 1952 in Hazerswoude zijn jawoord gaf aan Adriana Dekker. In Zoetermeer werd het fundament gelegd voor een hecht huwelijk en voor zijn bestuurlijke loopbaan. Hij werd de krachtbron van het College van B & W, en bond als ‘geestelijk vader van het plan Groot Zoetermeer’ zelfs de strijd aan met befaamde buurburgemeesters als Kolfschoten (Den Haag), Geertsema (Wassenaar) en Bogaardt (Rijswijk).
De eervolle benoeming tot burgemeester van Eibergen bracht Frans Hermsen op 16 mei 1964 terug naar het Gelderse, waar hij voor het eerst in zijn carrière ook volksvertegenwoordiger werd. Een actieve kiesgroep bezorgde de jonge burgemeester een verkiesbare plaats op de KVP-lijst voor de Statenverkiezingen 1965. Dat hij daarbij enige tegenstand ervoer, bracht hem evenmin van zijn stuk als de gewone belemmeringen op de weg van een ambitieuze, vooral zakelijke bestuurder. Samenwerking over de grenzen van de gemeente heen was zijn parool, ook wanneer daarbij tegenstellingen moesten worden overbrugd. Zijn wat afstandelijke bestuursstijl weerhield hem niet van goede contacten, binnen en buiten het gemeentehuis. De aankondiging van zijn vertrek naar Nieuwegein kwam als een verrassing. Zeven jaar was toch wel kort, klonk het in de raad van Eibergen, die niettemin op hartelijke wijze afscheid van hem nam.
Frans Hermsen bleek met zijn benoeming tot burgemeester van Nieuwegein een carrièreburgemeester, in de klassieke zin van het woord: geroepen tot en voor het ambt van eerste burger, in dienstbaarheid aan alle inwoners. Hij begon zijn werkzaamheden in de nieuwe groeigemeente – de moeizame samenvoeging van Jutphaas en Vreeswijk – op 1 juli 1971. Één dag was hij de enige bestuurder, die een dag later de nieuwe gemeenteraad mocht installeren. In betrekkelijke korte tijd groeide Frans uit tot een echte bouwburgemeester. Zijn naam reikte tot ver buiten het Utrechtse, temeer omdat alleen Zoetermeer – zijn eerste echte standplaats – in bouwactiviteiten kon wedijveren met Nieuwegein. In hoog tempo werden in de landelijke omgeving nieuwe stadswijken uit de grond gestampt, voorzieningen gerealiseerd en openbaar vervoer georganiseerd. In Nieuwegein kwam de doener Hermsen voluit aan zijn trekken. Met de erepenning van de gemeente, die hij als eerste burgermeester op bekwame wijze had gediend, vertrok Frans Hermsen – weer zeven jaar later – naar Nijmegen.
De overgang naar Nijmegen verraste vooral de insiders, die op grond van politieke verschuivingen voor de stad aan de Waal een ‘rode’ burgemeester in gedachten hadden. Nijmegen moest door de langdurige kabinetsformatie erg lang wachten op de opvolger van Theo de Graaf, die al meer dan een half jaar daarvoor afscheid had genomen van de Waalstad. Het werd tegen de verwachting in toch een CDA-er: ‘bouwburger’ Frans Hermsen, die – zo bleek al kort na zijn installatie op 16 augustus 1978 – van aanpakken wist. De ruimtenood op Nijmeegs grondgebied vroeg om een rasbestuurder, die de weg naar Den Haag kende. De herbouw van de Benedenstad had de hoogste prioriteit, en zou – met de eindelijke herinrichting van de Waalkade – een van zijn grote wapenfeiten worden.
Frans Hermsen had geen talenknobbel. Met kunst en vliegwerk ontving hij elk jaar tijdens de Vierdaagse de buitenlandse delegaties. Toch slaagde hij erin heel wat internationale bedrijven naar Nijmegen te halen. Bouwen bleef intussen zijn lust en zijn leven. Het overbruggen van politieke tegenstellingen ging hem minder goed af. Het tij zat ook niet mee. De verhoudingen in de raad stonden bij zijn aantreden in 1978 op scherp doordat bij de onderhandelingen voor het nieuwe college de PvdA buiten de boot was gevallen. CDA, VVD en D66 maakten de dienst uit. Dat wreekte zich in 1980 en 1981, toen de langdurige en wisselvallige besluitvorming over de bouw van een centrumparkeergarage tot afronding moest komen. Het uiteindelijke compromis – een garage op de Zeigelhof en niet onder Plein 1944 – bleek niet bestand tegen anarchistische krakers en wispelturige politici. De verantwoordelijkheid voor de hardhandige beëindiging van de krakersrellen – destijds nationaal nieuws – kwam voor rekening van de burgemeester, die daarbij vrijwel alle lasten heeft moeten dragen, ook in persoonlijke zin. Tot in Breda werd hij ‘dood’ gewenst. Toch werkte Frans Hermsen onvermoeibaar door voor de stad, die hem ondanks de tegenslagen lief was geworden. De waardering voor zijn inzet en betrokkenheid bleek bij het afscheidsfeest op 10 maart 1987 in de Vereeniging. Een koor van prominenten zong hem daarbij toe: “Nooit zag U zoveel toptalent verzameld voor U staan. Wij trokken ons soms aan U op, maar meer niets van U aan. Want eigenlijk bepalen wij van onze stad de kleur. Wij zijn de topattractie en U bent onze dompteur. U vindt de politieke weg vol oeverloos gepraat. U hebt dan ook geen hoge pet meer op van onze raad. Meedelen mag, géén tegenspraak, dat remt een snel proces. Toch leidden wij tezamen onze stad naar meer succes. Kordaatheid, trouw en zakelijkheid staan fier in Uw devies. Voor ons boekte U daden nuchter bij winst of verlies. Vaak bleef U ondoordringbaar eenzaam, hoog of in een kuil. Ik denk omdat U niet genoot van echt Nimweegs genuil. Uw ijver en Uw kundigheid op financieel terrein Zijn zaken waar de hele stad U dankbaar voor kan zijn. Maar niet alleen de kop bepaalt de vreugde en de smart. Wij allen tonen dankbaarheid met stem en met ons hart.” Het vertrek in 1987 kwam na nogal wat geruchten niet onverwacht. Frans ontkende bij hoog en laag, dat politieke motieven – de overheersing van de PvdA, waarmee sinds de Zeigelhof een kloof was blijven bestaan – tot zijn vervroegde uittreden had geleid. Hij was toe aan rust, na 43 jaar openbaar bestuur. Zijn vele verdiensten waren al in 1985 erkend, toen hij Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw werd. Ook was hij erelid van de Historische Vereniging Numaga, in de annalen waarvan de Zeigelhofaffaire af en toe aandacht krijgt. Die affaire leverde hem trouwens de (carnavals-)onderscheiding van ’t Grootste Swerte Schaop op. De opname in de gelijknamige Broederschap deelt hij met andere befaamde figuren die ten onrechte aan een schandpaal zijn genageld. De laatste jaren van zijn leven waren niet gemakkelijk. Een chronische ziekte sloopte hem geleidelijk, tot hij op 23 mei 2003 in de Lingehof te Bemmel overleed.