Kort na zijn geboorte vroeg en verkreeg Dirks vader bij K.B. van 6 november 1816, nr. 43, een naamswijziging. Voortaan ging het geslacht van mr. Willem Backer door het leven als Bas Backer. Opgroeiend in een familie van (semi-)overheidsfunctionarissen en regenten, koos Dirk eveneens voor een opleiding die hem een bestuurlijk ambt zou kunnen bezorgen. Na zijn rechtenstudie aan de Universiteit van Amsterdam in 1842 te hebben voltooid, was hij van 1842 tot 1843 2de luitenant bij de Amsterdamse schutterij. In laatstgenoemd jaar benoemde koning Willem II hem op nog 26-jarige leeftijd tot burgemeester van Apeldoorn.
Ook na zijn abdicatie in oktober 1840 vertoefde koning Willem I, in tegenstelling tot zijn zoon, geregeld op Het Loo. De lokale bevolking en haar bestuurders leken zich in menig opzicht te schikken naar de onuitgesproken verlangens van de koninklijke hofhouding. Wangeluiden werden niet gehoord. Maar in 1843, het jaar van overlijden van de oud-vorst en het aantreden van Bas Backer als burgemeester van Apeldoorn, had het er veel van weg dat de druk van bovenaf wegviel. Plots werden kritische geluiden over het reilen en zeilen van het Apeldoorns gemeentebestuur gehoord. Met name de Kaleidoskoop, het nieuws- en advertentieblaadje voor Apeldoorn, Deventer en Zutphen, roerde zich vanaf 1846 in zijn kolommen tegen de gevestigde orde, ook tegen die te Apeldoorn.
Bas Backers eerste jaren gingen dan ook gebukt onder verscheidene bestuurlijke crisissen, die in het openbaar werden ‘uitgevochten’. Waar het grote publiek tot dan overal buiten gehouden kon worden, zorgde nu het genoemde lilliputblaadje voor de nodige informatie. Zo bleek Apeldoorn met Heerde, Epe en Hattem zich in een geldverslindend grindwegproject, aan te leggen langs het Apeldoorns Kanaal, te hebben gestort. Genoemde gemeenten moesten grote schulden aangaan om de kosten van de aanleg enigszins in toom te houden. Verder kreeg Apeldoorn te maken met allerlei onderwijskwesties, handelend over bevoegdheden en beleidmakerij. De plaatselijke schoolcommissie en de Gelderse schoolinspecteur Robidé van der Aa stonden lijnrecht tegenover elkaar. De commissie meende meer rechten te hebben over het plaatselijke lager onderwijs. Bas Backer wist een moeizaam compromis te bewerkstelligen. Ook bleken verscheidene ingezetenen oude marken-, weg- en havenkomrechten te zijn ontnomen en waren voor sommigen de jaarlijkse gemeentelijke patentbelastingen op een wel heel curieuze wijze tot stand gekomen. De ene na de andere affaire kwam op Bas Backer af. Noodgedwongen pleegde hij in deze jaren meer overleg met de plaatselijke kantonrechter, mr. J.F.B. van Hasselt, hoe de heikele kwesties op te lossen, dan met zijn eigen gemeentebestuur. De leden van dit bestuur waren teveel direct betrokken bij de verschillende affaires. Ook hier stond Bas Backer een voorzichtig toegevend beleid voor.
Sociaal-economisch waren de eerste decennia van zijn burgemeesterschap jaren van moeite en zorg. In die jaren grepen klimatologische omstandigheden diep in in het leven van de werkende, maar vooral van de werkloze bevolking. Zo werden de jaren 1844-1846 gekenmerkt door misoogsten, ziekten onder de gewassen, bedroevende handelsresultaten, strenge winters en te natte of te hete zomers. De schuldvraag van de hierdoor ontstane bittere sociale ellende uit deze en vorige jaren werd door de getroffenen en de meer geletterden op den duur gelegd bij het als krakkemikkig ervaren bestuurlijk bestel.
Het jaar 1848 was zowel internationaal als nationaal een jaar van beroering. Economische en sociale spanningen kwamen het eerst tot uitbarsting in Parijs, Wenen en Frankfurt. In maart was er in Den Haag en in enkele andere Nederlandse steden, waaronder Zwolle, eveneens sprake van onrust onder werkvolk en kleine burgerij. Koning Willem II besloot nog dezelfde maand tot de instelling van een grondwetcommissie onder leiding van J.R. Thorbecke. Nog hetzelfde jaar was de grondwet gereed. Het gevolg hiervan was dat de grondwetswijziging eveneens een nieuw provinciaal en gemeentelijk bestuur verlangde. De nieuwe Provincie- (1850) en Gemeentewet (1851) vereisten van de toenmalige bestuurders een andere wijze van besturen en vergaderen.
Voor de Apeldoornse burgemeester kregen de ontwikkelingen vooral vanaf 1849 een extra dimensie. In dat jaar overleed koning Willem II en werd hij opgevolgd door zijn oudste zoon. In tegenstelling tot zijn vader vertoefde Willem III wel regelmatig op Het Loo. In de voorafgaande jaren had zich onder een deel van de plaatselijke burgerij een politieke stroming ontwikkeld die aansloot bij liberalen van de signatuur Thorbecke. Nu de nieuwe koning zich al vanaf het begin royaal opstelde naar de plaatselijke ingezetenen – met name onvermogenden konden op geldelijke steun rekenen – , vond een deel van Apeldoorns welgestelden dat het maar gedaan moest zijn met allerlei liberale geluiden. In 1850 werden de eerste rechtstreekse provinciale en in 1851 de eerste rechtstreekse gemeentelijke verkiezingen gehouden. Dirk Bas Backer stelde zich daarbij met succes beschikbaar voor een plaats in de Gelderse Staten. Hij moest het opnemen tegen het Apeldoornse ‘enfant-terrible’ Peter Kok Ankersmit, plaatselijk ondernemer en op dat moment vurig linksliberaal. Bas Backers tegenstanders verweten nu de Apeldoorns burgemeester aanvoerder te zijn van wat zij noemden de ‘hofkliek’-partij, die enkel de belangen van de koning en niet die van het kiezersvolk diende. Hiermee deden ze hem, zo bleek later, onrecht.
Bij de verkiezingen van oktober 1851 vond een ware aardverschuiving plaats. Met een bijna geheel nieuw gemeentebestuur moest Dirk Bas Backer zien te wennen aan de (on)mogelijkheden die de Gemeentewet van 1851 hem bood. Waar elders met moeite afscheid genomen kon worden van oude gebruiken en gewoonten, liet de Apeldoornse burgemeester onmiddellijk zien welke voordelen de nieuwe Gemeentewet had. Binnen enkele jaren werd het onderwijs naar een hoger plan getild, ook al legde de Onderwijswet van Van Brugghen (1857) gemeentebesturen zware financiële verplichtingen op. Voorts werden projecten tezamen met buurgemeenten aangegaan, zij het met wisselend succes. Ze gaven Apeldoorn een betere aansluiting met de rest van de Veluwe. Zo werd het Apeldoorns-Dierens kanaal gegraven, en de weg Apeldoorn-Ede werd beter begaanbaar, vooral gedurende de winterperiode. Allerlei initiatieven om de inmiddels grootste plaats op de Veluwe een spoorwegaansluiting te geven, werden vanwege de (nog) te hoge kosten voorlopig op de lange baan geschoven.
Bas Backers verdiensten voor een groot deel van de Veluwe liggen nog op twee andere terreinen. Ten eerste was hij, samen met enkele leden van de Kamer van Koophandel, direct betrokken bij de oprichting van de Spaar- en Hulpbank, vestiging Apeldoorn, op 1 januari 1856. Deze instelling, voortgesproten uit eerdere initiatieven van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen, afdeling Apeldoorn, heeft menig (kleine) ondernemer en landbouwer voortgeholpen door aan hen geld te lenen tegen zeer schappelijke renten. Daarnaast werden spaargelden van particulieren ‘wijs’ beheerd. Vooral in de jaren ’70 van de 19de eeuw kon menig bedrijf met geld van de bank succesvol zijn en blijven. Mede daardoor werd in de regio Apeldoorn de werkgelegenheid bevorderd en nam de armoede er (tijdelijk) af. Pas op 17 december 1895 zou Bas Backer het voorzitterschap van de bank neerleggen.
Bestuurder en (gematigd) liberaal als Bas Backer was, heeft hij eveneens aan de basis gestaan van de oprichting en de ontwikkeling van verschillende liberale Veluwse kiesverenigingen. Samen met jhr. mr. J.F.H. van der Feltz werd in de jaren ’60 van de 19de eeuw, in de aanloop van willekeurig welke verkiezing ook, door hen beiden, later geholpen door anderen, een liberale kiesvereniging ad hoc opgericht. De kiezers werd in de eerste plaats door ‘grote’ advertenties in regionale kranten en ten tweede door het organiseren van plaatselijke bijeenkomsten erop gewezen dat actieve deelname aan verkiezingsronden van het allergrootst belang was. Tijdens die verkiezingsavonden werden de specifieke bestuurlijke en maatschappelijke deugden van de door Bas Backer en Van der Feltz gepromote kandidaten uitvoerig besproken. Soms werd echter de tegenkandidaat meer geprezen dan de eigen te kiezen man, omdat diens ‘bestuurlijke’ kwaliteiten zwaarder ‘wogen’. Op 11 augustus 1877 vond de oprichting plaats van de liberale kiesvereniging De Veluwe. Het initiatief hiertoe was al in 1875 van mr. Dirk Bas Backer uitgegaan, die ook het voorbereidend werk verrichtte.
Na zijn afscheid als burgemeester van Apeldoorn op 31 juli 1864, wijdde Bas Backer zich volledig aan het meebesturen van Gelderland. Vanaf zijn eerste verkiezing tot Gelders statenlid in 1850 is hij deze functie tot 1889 onafgebroken blijven vervullen. In het jaar van zijn afscheid als burgemeester van Apeldoorn (1864) werd hij bovendien lid van Gedeputeerde Staten, en wel tot 1888. Van zijn Gelderse Statenactiviteiten is weinig concreets te zeggen, omdat de notulen van de vergaderingen wel de besluiten van het college als geheel, maar niet de op- en aanmerkingen van ieder lid afzonderlijk vermelden. Bas Backer trad menigmaal toe tot zogeheten bemiddelings- en adviescommissies betreffende (regionale) bestuurlijke kwesties. Zijn jarenlange ervaring met de praktijk van de provinciale en gemeentelijke wet- en regelgeving, naast zijn gedetailleerde kennis van lokale omstandigheden, maakte hem hiervoor uitermate geschikt. Telkens wanneer hij aan weer een Statenverkiezing meedeed, roemden zijn medestanders juist deze kennis van zaken. Zijn bestuurlijke kwaliteiten werden meer dan eens door anderen ‘benut’, wanneer er weer eens een commissie- of bestuurslid nodig was. Zo was hij namens Apeldoorn betrokken bij de prestigieuze organisatie die heeft geleid tot de onthulling in 1869 van het ‘Nationaal gedenkteken van het herstel van de Nederlandsche onafhankelijkheid in 1813’ in Den Haag.
Na 1889 trok Dirk Bas Backer zich terug uit het openbare leven. Voor zijn verdiensten voor met name de Gelderse samenleving werden hij en zijn familie tot drie keer toe onderscheiden. Hijzelf werd ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en in de Orde van de Eikenkroon. Bij K.B. van 16 juli 1895, nr. 42, werd zijn familie in zowel mannelijke als vrouwelijke lijn verheven tot de Nederlandse adel, en mochten hij en zijn afstammelingen voortaan de predikaten jonkheer, c.q. jonkvrouw voeren. Op bijna 80-jarige leeftijd overleed jhr. mr. Dirk Bas Backer op 17 april 1896 in de gemeente waarvan hij bijna 21 jaar het burgemeesterschap bekleedde.