Ben Kahmann
1914-2002, Redemptorist en Kerkmusicus
Bernardus Hendrikus Alfonsus Aloysius Kahmann C.Ss.R. werd geboren in Amsterdam op 1 januari 1914 als tweede zoon van Wilhelm Bern[h]ard Kahmann (Amsterdam 1883 - Vinkeveen 1966) en Margaretha Petronella Schouten (Amsterdam 1882-1920). In 1938 ontving hij te Wittem de priesterwijding. Ben Kahmann overleed op 2 september 2002 te Nijmegen.
http://www.historici.nl/media/bwg/images/5/-020.jpg
Ben Kahmann C.Ss.R. (foto: klooster Nebo, Nijmegen)

Op 9 oktober 1920 kwam bruusk een eind aan Ben Kahmanns zorgeloze jeugd door het overlijden van zijn moeder. Van de jaren daarvoor herinnerde Ben zich dat hij iedere zondag stoeiend met zijn oudere broer Jo (1912-1993) naar de kerk van de redemptoristen in Amsterdam liep en daar zijn vader als tenor in het koor hoorde zingen. Hoe droef was het leven na het overlijden van zijn moeder, toen de zesjarige Ben en broer Jo genoodzaakt waren ongeveer een jaar door te brengen in het pensionaat St.-Louis te Oudenbosch. Zijn jongere broer Wim (1915-1951) was toevertrouwd aan vrienden, het gezin Garthof waarvan de zoon Bert Garthof – bekend door de radiorubriek ‘Weer of geen weer’– deel uitmaakte.

Anekdotisch, maar onuitwisbaar uit zijn geheugen was voor Ben Kahmann de dag dat zijn vader hem en Jo uit Oudenbosch zou ophalen om kennis te maken met zijn toekomstige tweede vrouw, Geertruida Catherina Wilshaus (Amsterdam 1889-Oegstgeest 1988). In de vurige hoop de kostschool te kunnen verlaten, deed hij zijn uiterste best om een goede indruk te maken. Maar juist op het moment dat zijn vader en zijn aanstaande echtgenote bij de school aankwamen, zakte een van zijn kniekousen af. Uiteindelijk huwde Bens vader Geertruida Wilshaus op 6 september 1923, waarna het gezin herenigd werd.

Een in al haar eenvoud mooie herinnering beschreef Ben Kahmann vele jaren later in Campanile 31 (2001). Hierin roept hij de sfeer van zijn jeugd in de jaren ’20 van de vorige eeuw in Amsterdam Oud-West op. Hij woonde toen drie hoog, tegenover de familie Helmer, die iets ruimer behuisd was. Op vrije middagen werden de kinderen Kahmann uitbesteed aan de hartelijke mevrouw Helmer. Kahmann: “En dan gebeurde het, bij de voordeur. Ik weet het nog, hoor en voel het nog na zoveel jaar. Moeder Helmer gaf ieder van ons, met ons gezicht half in haar schort, een kruisje. En zei: ‘Kind, ga met God’. De stille nadrukkelijkheid waarmee ze dit zei, gaf iets gewijds aan onze aftocht.”

Op het moment dat Ben de lagere school doorlopen had, wist hij nog niet wat hij wilde worden. Men besloot daarom hem naar de Mulo te sturen. Toen zijn oudere broer Jo had gekozen voor het priesterschap, had Ben nog gereageerd: “Dat is echt iets voor jou, maar niet voor mij”. Toch moet er een kentering hebben plaats gevonden in 1925, toen zich bij Ben Kahmann de roeping openbaarde om redemptorist te worden. Met behulp van bijlessen volgde Ben Kahmann het kleinseminarie te Roermond en de laatste twee jaar in het klooster Nebo te Nijmegen. Hij sloot deze opleiding af met het staatsexamen. Op 16 augustus 1932 begon zijn noviciaat bij de redemptoristen te ’s-Hertogenbosch.

In september 1933 studeerde Kahmann filosofie te Roermond en in 1935 theologie te Wittem. Na zijn priesterwijding te Wittem in 1938, mocht hij in 1939 naar Rome, waar zijn broer Jo al verbleef, om kerkmuziek te studeren aan de Accademia Santa Caecilia. Daarnaast studeerde hij piano, orgel en compositie. Ben bediende ook een parochie in Rome. Italië was voor hem het land dat bij uitstek paste bij zijn aard en temperament. Zijn joyeuse karakter, zijn grote spreekvaardigheid in zowel het Italiaans als het Romeinse dialect, dat alles voegde zich perfect in de Italiaanse cultuur. Het is dan ook bijna zelfsprekend dat Kahmann later in zijn Nijmeegse jaren, tot ongeveer 2000, de pastor voor de Italiaanse gemeenschap daar was. Op alle hoogtijdagen las hij de mis in het Italiaans.

Pas na de oorlog keerde pater Kahmann naar Nederland terug. Het waren in Rome, zoals hij veel later verzuchtte, “de gelukkigste jaren van mijn leven”. In 1947 werd hij korte tijd leraar aan het kleinseminarie te Glanerbrug en in 1948/1949 in Nijmegen. Vervolgens vertrok hij in 1949 wederom naar Rome om daar op 19 februari van dat jaar magna cum laude te promoveren op een proefschrift over de 15de-eeuwse Zuid-Nederlandse componist Antoine de Févin.

Toen Ben Kahmann zich in 1949 weer in Nijmegen vestigde, werd hij er organist van de Nebokerk en muziekleraar aan het kleinseminarie. Tot aan zijn overlijden in 2002 zou hij in het redemptoristenklooster Nebo te Nijmegen blijven wonen. Tot zijn schrik besloot zijn overste in 1950 dat hij een studie logopedie zou volgen. Dit riep bij Kahmann zo veel innerlijke weerstand op, dat hij – in geestelijke nood – het priesterambt bijna wilde verlaten. Gelukkig werd de beslissing teruggedraaid en kon Ben zich geheel aan de muziek wijden. In de nu volgende jaren ’50 raakte Kahmann betrokken bij allerlei landelijke ontwikkelingen op het gebied van de kerkmuziek. Daarnaast verzorgde hij uiteenlopende cursussen en koordagen.

In 1959 was hij bestuurslid van de Commissie voor de Koorkringen en vast redactiemedewerker van het Gregoriusblad, tijdschrift ter bevordering van liturgische muziek. Acht jaar later werd hij hoofdredacteur, wat hij zou blijven tot in 1988. In totaal droeg hij, nog afgezien van recensies en andere redactionele bijdragen, zo’n 200 artikelen bij. Volgens hoogleraar kerkmuziek A. Vernooij vertegenwoordigde het Gregoriusblad twee richtingen. Kahmann huldigde de idee van de mis als gemeenschapsmis, met een liturgie in de landstaal, waarin “functionele muziek van de gemeenschap, uitgevoerd [zou worden] door het nietgeoefende kerkvolk”, terwijl prof. dr. Smits van Waesberghe S.J., specialist in katholieke kerkmuziek van die tijd, in Nederland een lans brak voor de Latijnse hoogmis van vóór het Tweede Vaticaans Concilie. Uiteindelijk was het blad toch eerder een reflectie op de praktijk van liturgie en kerkmuziek in heden en verleden dan een echte trendsetter met polemieken.

In 1965 werd Ben Kahmann directeur van de Nederlandse Sint-Gregoriusvereniging (vereniging ter bevordering van de rooms-katholieke kerkmuziek), waarvan hij in 1967 door het Nederlands episcopaat tot algemeen voorzitter werd benoemd. In datzelfde jaar was hij Smits van Waesberghe niet alleen opgevolgd als voorzitter van de Kathedrale Koorschool, maar ook van het Nederlands Instituut voor Katholieke Kerkmuziek te Utrecht, dat eind jaren ’60, begin jaren ’70 mede door zijn toedoen omgevormd werd van katholieke school tot de oecumenische Nederlandse kerkmuziekschool. In deze functie richtte Kahmann ook de liturgieraad voor de kerk op.

Eind jaren ’60 oefende Kahmann heel wat voorzitterschappen uit: zo was hij voorzitter van de Studiekring en van de Componistenkring, van het bestuur van de Vereniging Landelijk Overleg Muziekvakinstellingen (VLOM). Bovendien was hij lid van de Adviesraad van de Nationale Raad voor Liturgie en lid van de Algemene Vergadering Hoger Beroeps Onderwijs Raad (HBO-raad).

Al deze functies bekleedde hij in de stormachtige tijd van de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw. Onder zijn bestuur werd het Nederlands Instituut voor Katholieke Kerkmuziek omgevormd tot het oecumenische Nederlands Instituut voor Kerkmuziek. Wie Ben Kahmann gekend heeft, weet hoe het hem te moede geweest moet zijn, toen hij het schip tussen de klippen van Skylla en Charybdis moest laveren. Niet alleen uit de archiefstukken van de Gregoriusvereniging blijkt hoezeer de aimabele Kahmann, die slecht ‘neen’ kon zeggen – laat staan impopulaire maatregelen kon nemen – , altijd zijn best deed het iedereen naar de zin te maken. Meer dan eens moest hij de consequenties daarvan aan den lijve ervaren.

Vooral in de jaren ’50 tot en met ’70 vervulde pater Kahmann ook in Nijmegen een prominente en zeer stimulerende rol in de muzikale en culturele wereld van verschillende geledingen, waaronder met name de muziekschool en het Nijmeegs Studentencorps. Als dirigent van het Nijmeegs studentenorkest Collegium Musicum Carolinum en van het Nijmeegs Studentenkoor ‘Dr. Alphons Diepenbrock’ componeerde Kahmann graag in het kader van de vele lustra en andere universiteitsfestiviteiten. Een opmerkelijke gebeurtenis in deze tijd was dat prins Claus de katholieke pater Kahmann met zijn Diepenbrockkoor vroeg te zingen ter gelegenheid van de doop van prins Willem-Alexander in september 1967.

Naast de landelijke vervulde Kahmann ook steeds Nijmeegse bestuursfuncties. Zo was hij onder meer bestuurslid van de adviescommissie voor de Karel de Groteprijs, de cultuurprijs van de stad Nijmegen, van de Stichting Het Nijmeegs Stadsconcert, het Cultureel stadsoverleg en was hij mede-oprichter van de Stichting Nijmeegse Orgelkring. Voor de provincie Gelderland was hij voorzitter van de Muziekcommissie in de Culturele Raad Gelderland. Hij was tien jaar lang voorzitter van de Stichting Nijmeegse Muziekschool. De bouw van het Cultureel Centrum De Lindenberg is in zijn bestuurstijd, in 1972, tot stand gekomen.

In december 1970 kreeg Kahmann een ernstig verkeersongeluk. Hij werd aangereden bij het klooster Mariënbosch in Nijmegen en moest bijna een jaar lang zijn vele activiteiten afzeggen of aanpassen. Hierna zou hij nooit meer de oude worden. Kahmann, die tot en met de dag van zijn overlijden een intense belangstelling voor de medemens toonde, wenste – wellicht uit zelfbescherming – geen bezoek in het ziekenhuis. Vrienden hebben hem bijna moeten forceren. Zeer vleiend voor hem in die moeilijke tijd moet het enorme boeket bloemen zijn geweest, dat waarschijnlijk op initiatief van prins Claus bij hem werd bezorgd.

Intussen bleef pater Kahmann al die jaren op de Nebo wonen. De revolutionaire jaren ’60 beukten tegen alle bestaande tradities en normen, zowel in de seculiere wereld als in het rooms-katholieke geestelijke leven. Zijn gemeenschap heeft hij achteruit zien gaan, velen zijn uitgetreden. Ook pater G. Poiesz, met wie hij achttien jaar (van 1969 tot 1987) nauw samenwerkte als co-rector en rector, trad plotseling uit. Daarnaast kreeg het klooster in toenemende mate met sterfgevallen te maken. Al die gebeurtenissen hebben ertoe bijgedragen dat het priesterschap gedurende de laatste veertig jaar zwaar op zijn schouders gedrukt moet hebben.

Dat kon hem echter niet beletten zich jaren later in te zetten voor de toekomst van de Nebo die door het uitblijven van nieuwe roepingen binnen korte tijd sterk zou vergrijzen. Mede door zijn toedoen werd het klooster omgevormd tot een kloosterbejaardenoord, wat op zich binnen deze mannengemeenschap heel wat commotie teweeg bracht. Want er kwamen sindsdien niet alleen faciliteiten voor bejaarden, maar ook vrouwelijke personeelsleden in het klooster. Tegelijkertijd ging ook de Nebokerk Ben aan het hart. Het was een plaats waar hij zich thuis voelde en waarop hij trots was, zeker na de aanschaf van een orgel, waarvoor hij samen met anderen een actie op touw zette.

Als pastoraal werker was pater Kahmann voor menigeen een belangrijke steun en een verstandig toeverlaat. Vele huwelijken heeft hij ingezegend en veel kinderen heeft hij gedoopt. Tot een jaar voor zijn dood vervulde hij steeds zijn preekbeurten. En de laatste vier jaar schreef hij telkens inspirerende stukjes in de Campanile, die hij elke keer vier maanden tevoren klaar had en die veelal getypt werden door Herman de Groot, vijftig jaar lang confrater, die spontaan voor de aanvang van een interview uitriep: “Hij heeft nooit kunnen fietsen, autorijden of typen.” Over dit laatste had Smits van Waesberghe zich veel vroeger in een brief aan Kahmann al beklaagd. Overigens mocht het redemptoristenblad Gerardusklokje zich ook vaak op zijn bijdragen verheugen.

In theologisch opzicht zat Ben volgens zijn confraters Herman de Groot en Ignace Dekkers op het klassieke, veilige spoor. Hij was niet iemand die op theologisch gebied alle richtingen wenste te exploreren, waaide ook niet mee met elke theologische wind. Kahmann, die in alle opzichten altijd zijn uiterste best deed, of dat nu als trouwe en serieuze kloosterling, als joviale grappenmaker voor vrienden of als zeer betrokken pastoraal werker was: hij behield tot het laatste moment een duidelijke scheiding in hetgeen hij ten toon spreidde en in wat hij diep in zichzelf voor zich hield. Tijdens moeilijke momenten in zijn leven was het voor de mensen die hem na stonden niet makkelijk door te dringen tot deze noli me tangere-vriend. Op de huwelijksdag van prins Willem-Alexander en Máxima, 2 februari 2002, kon Ben voor zijn omgeving niet meer verhullen dat hij ziek was en twee maanden later moest hij accepteren dat hij aan een ongeneeslijke vorm van leverkanker leed. Wellicht hadden zijn jovialiteit en grote belangstelling naar buiten toch iets van een overlevingsstrategie, waarmee hij onwillekeurig veel sympathie bij mensen kon verdienen en behouden, maar waarmee hij ook zijn eigen kwetsbaarheid kon verhullen. Dat laatste was ongetwijfeld het geval, toen hij vanaf zijn sterfbed, in augustus 2002, de boodschap aan de rest van de communiteit deed toekomen: “Ik ben naar de Winterkarpaten”. Ze getuigt van zijn wens naar privacy en de hoop niet door medeleven van buiten te worden overspoeld. Dat gold overigens niet in omgekeerde richting: nog op de ochtend van zijn sterven waarschuwde hij een verpleegster bij het tillen met de woorden: “Pas op uw rug!”

Deze aimabele en enthousiasmerende muziekpater heeft het leven van vooral de zingende en musicerende student in de stad Nijmegen bezield en verrijkt. Dienstbaarheid aan de praktijk huldigde hij in zijn vele artikelen en brieven; telkens heeft hij zijn uiteenlopende, brede muzikale ervaring niet alleen ingezet om voor alles dienstbaar aan de muziekpraktijk te zijn, maar hij was voor velen tegelijk als pastor, als confrater en als vriend een voorbeeld van dienstbaarheid.

Literatuur

  • J. Barendsen e.a., Van Heilig Woud tot Heilig Land, Nijmegen 2000
  • J. Elgershuizen, Een kroniek van vijfenzeventig jaar Nebo, Nijmegen 2003
  • J. Kiliaan, ‘Kahmann, Ben’, in: Nijmeegse Biografieën, Hilversum 2004, 70-71
  • J. Robijns en M. Zijlstra (red.), Algemene Muziek Encyclopedie, Bussum 1981
  • H. Valk, ‘Toespraak bij het afscheid van Ben Kahmann’, in: Gregoriusblad 122 (1998), 207-210
  • A. Vernooij, ‘Geen kruitdamp boven Gods grazige weiden’, in: Gregoriusblad 122 (1998), 211-218

Bronnen

  • Huldiging pater Ben Kahmann, jubileumboek Rondo concertante, Nijmegen, 2 november 1985
  • Interview met Ben Kahmann door Joop Lauwers voor Radio Gelderland op 26 januari en 10 februari 1999. Transcriptie: J. Vinkenburg C.Ss.R, 22 april 2000
  • Wittem, Archief van de redemptoristen
  • Nijmegen, Katholiek Documentatie Centrum, Archief SintGregoriusvereniging
  • Interviews met: pater dr.mr. I. Dekkers C.Ss.R. (Nijmegen), pater drs. H. de Groot C.Ss.R. (Nijmegen), drs. Mieke Hoofd-Hoppe (Ooij), fam. Kahmann (Amstelveen, Ouderkerk, Deventer), pater J.G. Konings C.Ss.R (Wittem), drs. Joost Langeveld (Nijmegen), mevr. Els Steemers-Hendriks en mr. Jos Steemers (beiden Malden), mr. Dorus Vis (Malden)
Joyce Kiliaan
Uit: Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 5, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Redactie: dr. J.A.E. Kuys (eindredactie), drs. C.A.M. Gietman, drs. R.M. Kemperink, E. Pelzers en dr. P.W. van Wissing. Verloren Hilversum, 2006, pagina's 64-67.