Albert op de Korenmarkt
ca.1400-1458, Hanzekoopman en Partenreder
Albert werd omstreeks 1400 in Zutphen geboren en overleed er in 1458. Zijn vader Steven jr. leefde van ca. 1375 tot 1433 of 1434.Van zijn moeder is slechts bekend dat ze Bele heette en voor 1435 is overleden. Albert huwde voor de eerste keer met een niet bij naam bekende vrouw, die kort voor 1445 in Danzig overleed. Uit dit huwelijk werd een onbekend aantal kinderen geboren. Omstreeks 1445 hertrouwde Albert in Zutphen met Dorothea Iseren († na 1525), met wie hij twee dochters kreeg.
http://www.historici.nl/media/bwg/images/5/-025.jpg
Rechts van de Wijnhuistoren stond halverwege de markt het woonhuis van het geslacht Op de Korenmarkt (tegenwoordig Groenmarkt 22 en 24). In 1484 ging het over in andere handen, na twee eeuwen familiebezit te zijn geweest. De put is nog zichtbaar. Voor een indruk van laatmiddeleeuwse gevels moeten we de blik naar de overkant richten. Penseeltekening van J. de Beijer uit 1744 (foto: Stedelijke Musea Zutphen).

Over individuele burgers in de late Middeleeuwen is doorgaans geen uitbundige informatie voorhanden. In het geval van Albert op de Korenmarkt ligt dat anders. Daarbij heeft het beschikbare materiaal niet alleen betrekking op zijn beroepsleven, maar ook op zijn privébestaan. Albert kwam rond 1400 in Zutphen ter wereld. In 1458 stierf hij daar, vermoedelijk aan de pest die dat jaar de IJsselstreek teisterde. Zijn broer Willem was hem eind 1453 of begin 1454 voorgegaan. Hun vader Steven jr werd geboren rond 1375 (± zeven jaar) en overleed in 1433 of 1434. De meisjesnaam van hun moeder Bele blijft in nevelen gehuld. Eind 1434 leefde zij niet meer. Albert trad tweemaal in het huwelijk, het eerst met een onbekende dame die kort vóór 1445 te Danzig, waar het gezin toen woonde, overleed. Aangezien hij met de Danziger schepen Bartolt van Suchten een erfenisregeling trof, behoorde zij wellicht tot diens familie of tot een ander vooraanstaand plaatselijk geslacht. Omstreeks 1445 hertrouwde Albert in Zutphen met jonkvrouw (joffer) Dorothea. Zij was een aantal huizen verderop aan de Korenmarkt opgegroeid en stamde uit de van oorsprong ministeriale familie Iseren, die al in de 14de eeuw schepenen en hertogelijke leenmannen leverde. Dorothea verbleef nog in de herfst van 1525 (!) in haar ouderlijk huis op de hoek van de Korenmarkt en de Waterstraat.

Uit zijn eerste huwelijk had Albert een onbekend aantal ‘anonieme’ kinderen. Met Dorothea kreeg hij twee kinderen, Barbara en Henrika. Zij zijn kort na elkaar geboren of waren een tweeling. Barbara verliet het ondermaanse tussen 1503 en 1522; Henrika’s sterfdatum is te zoeken vóór 13 mei 1492.

Na Alberts verscheiden werd beslag gelegd op zijn nalatenschap in Danzig. Zeven jaar later hadden zijn erfgenamen zich nog steeds niet gemeld en dreigde verbeurdverklaring.

De leden van de familie Op de Korenmarkt leren we niet kennen uit familiepapieren, boekhoudingen of privécorrespondentie, want die zijn verloren gegaan. In hoofdzaak staan overheidsarchieven ter beschikking, in het bijzonder dat van de stad Zutphen. Hoewel van Steven jr. niet vaststaat dat hij koopman was, is de handelstraditie van de familie Op de Korenmarkt vanaf circa 1300 – toen stamvader Roelof/Rudolf in de Rijnhandel actief was – onmiskenbaar. In die traditie voegden zich in de eerste helft van de 15de eeuw Albert en Willem. Albert vertrok in de jaren ’20 naar Danzig om er zijn geluk te beproeven. Als burger van die stad duikt hij in 1431 in de bronnen op. Met behulp van een verklaring van de stedelijke overheid probeerde hij in dat jaar een lading van 1900 lange eiken planken (‘wagenschot’) terug te vorderen die zich aan boord van een schip bevond dat, afkomstig van de Elbe (denkelijk uit Hamburg), in de heerlijkheid Veere gestrand was. In Danzig deed hij al snel belangrijke contacten op. Hierboven kwam zijn eerste huwelijk ter sprake, waarschijnlijk met een dochter uit de plaatselijke gegoede stand. Zijn zakelijke en maatschappelijke succes blijkt ook wel hieruit, dat hij in 1437 een schadevergoeding betaalde die een aantal Zeeuwen aan twee Danzigers sedert 1434 verschuldigd was. Een van deze beide stadgenoten was Bartolt Burammer, schepen en stedelijk afgevaardigde naar Hanzevergaderingen. Burammer was een belangrijke koopman, die voornamelijk op de handel op Scandinavië en IJsland was georiënteerd.

Op gezette tijden verkeerde Albert in zijn geboorteplaats. Zo verscheen hij er eind 1434 voor de schepenbank om ten gunste van zijn broer Willem afstand te doen van zijn rechten op de ouderlijke erfenis. Dat Willem al evenzeer het burgerrecht van Danzig genoot, komt pas in 1445 naar voren. Hem treffen we bij gelegenheid nog wel eens in Zutphen aan, bijvoorbeeld in 1434, toen hij de Zutphenaar Aernt van Zwiep aanstelde als zijn zaakgelastigde ter plaatse. Ook Albert maakte van de diensten van Van Zwiep gebruik.

Albert en Willem namen beiden deel aan de hanseatische commercie tussen het Oostzeegebied en WestEuropa. Tijdens de Hollands-Wendische handelsoorlog in de jaren 1438-1441 hadden zij het zwaar te verduren. Ladingen zout, pek, potas (een loogzout), wagenschot en ander hout gingen teloor. Als onderpand voor schadeloosstelling of losgeld hield Albert in deze tijd in zijn huis een koopman uit Brielle gevangen, wiens ladingen in Danzig in beslag waren genomen. Burammer nam de man van hem over en vroeg vierhonderd mark voor vrijlating. Eind 1439 en begin 1440 trof Willem maatregelen om zijn verliezen te beperken. Hij machtigde een collega uit Reval (het huidige Tallinn in Estland) om zijn uitstaande vorderingen ‘van coopmanscepen’ in Brugge en elders in Vlaanderen te innen en zijn scheepsparten (aandelen in schepen) te verkopen. Ook betaalde hij een koopman uit Herentals in het hertogdom Brabant af. Deze informatie is te vinden in een Brugs brievenboek. Danzig en Brugge vormden de polen waartussen de gebroeders hun zaken afwikkelden.

Rond 1445 besloot Albert naar Zutphen terug te keren. De aanleiding was eerder het overlijden van zijn vrouw dan de zakelijke tegenslag die hij en Willem tevoren ondervonden hadden. Albert liet zijn kinderen achter onder de hoede van een ‘kynder moder’ en verruilde zijn Danziger burgerschap weer voor dat van zijn geboorteplaats. In oktober 1445 machtigde Willem te Danzig zijn broer om zijn zaken in Holland, Zeeland, Brabant, ‘Walscherden’ (Frankrijk of de ‘Walsche landen’ in het algemeen?) en Vlaanderen te behartigen. Begin 1448 gebeurde het omgekeerde: Willem zou eventuele vorderingen op Albert voldoen. De gebroeders schoeiden hun handelsonderneming dus op nieuwe leest. Willem bleef kantoor houden in Danzig, terwijl Albert zijn zetel verplaatste naar Zutphen. Geregeld vertoefde hij echter elders: in Danzig, Engeland, Zeeland, Kampen, op de Deventer jaarmarkten. Verschillende keren maken de documenten melding van schippers uit Kampen en Zeeland die ladingen wagenschot en zout van Albert transporteerden. Deze schippers voerden soms zelfstandig transacties uit in zijn opdracht.

Bij zijn terugkeer in Zutphen koos Albert domicilie in het aloude familiehuis aan de Korenmarkt, al was dat pand het eigendom van zijn broer. De bronnen reppen namelijk expliciet van een waterput vóór het huis van Willem op de Korenmarkt. Albert zou er tot zijn dood wonen. Elders in de stad beschikte hij nog over een moestuin en op de enk pal ten noorden van Zutphen over bouwland. Ook pachtte hij een stukje stadsland en een gebruiksrecht op grond van een stadsgenoot en inde hij een (vee-)tiende uit een weide.

In 1453 droegen Albert en Dorothea de helft van het ‘Gulikse goed’, ook wel ‘Vlaamse goed’ of ‘Hertogenlanden’ geheten, in het kerspel Elden (ambt Over-Betuwe, tegenover Arnhem) over aan de broers Godert en Willem Ingen Nulandt, ridders van de Duitse Orde en mederechthebbenden op dit goed. Alberts deel omvatte 601⁄2 morgen tiendvrij bouw- en weiland, verspreid over het kerspel gelegen, inclusief 46 tijnshoenders en een kleine geldtijns. Hertog Reinald IV (1402-1423) had deze bezittingen verpand aan de Nijmeegse burger Johan van Erkelenz voor de duur van diens leven. In 1430 gaf hertog Arnold (1423-1465/1473) ze voor 1200 oude gouden Franse schild erfelijk in pand aan Johan en zijn echtgenote Udeken (Guedeken). Het is onbekend hoe Albert aan dit pandgoed gekomen is. Misschien heeft hij het van Johan van Erkelenz gekocht, als belegging van een deel van zijn handelskapitaal in waardevast grondbezit. Evenmin is het duidelijk in welke relatie Albert tot de Ingen Nulandts stond. Gezien het voorgaande mag het pikant heten dat hij in 1456 aan Danzig een lening verstrekte ter financiering van de strijd die de Pruisische adel en steden met steun van de Poolse koning voerden tegen de heerschappij van de Duitse Orde.

Van het eind van de 13de tot het eind van de 15de eeuw, zo’n zeven generaties lang, zijn telgen uit het Zutphense handelsgeslacht Op de Korenmarkt in schriftstukken te traceren. Dankzij de ambities van Albert en Willem vond op het zakelijke vlak een verschuiving plaats van de Rijnlandse riviervaart naar de internationale, Noord-West-Europa omspannende handel. Hoewel ze haar commerciële fortuin in het sterk oligarchische Zutphen niet duurzaam in bestuurlijk-politieke zin verzilverde, ging het de familie in sociaal opzicht wel degelijk voor de wind. Weliswaar stierf met het overlijden van Albert in 1458 de mannelijke lijn van de familie Op de Korenmarkt uit, maar zijn dochters kwamen zeer goed terecht. Zij trouwden met leden van de Gelderse – hoge – adel. Deze maatschappelijke sprong voorwaarts was door Albert in gang gezet.

Literatuur

  • Het bovenstaande is een op onderdelen aangevulde en aangescherpte versie van mijn opstel ‘Van Danzig naar Zutphen. Albert op de Korenmarkt, koopman (†1458)’, in: Zutphen. Tijdschrift voor de historie van Zutphen en omgeving 16-3 (1997) 49-60.
  • Bronnen (selectie)

    • SSZ, Collectie Meinsma, inv.nr. 101: een (betrouwbare) transcriptie van de hand van K.O. Meinsma van SSZ, ORA, inv.nr. 101: ‘gerichtsboek’ (periode 1432-1446, met hiaat 1435-1443)
    • SSZ, ORA, inv.nrs. 457 en 458: protocollen van ‘kentenisse’ (perioden 1445-1453 en 1454-1461)
    • H.A. Poelman (ed.), Bronnen tot de geschiedenis van den Oostzeehandel. Eerste deel 1122-1499, Rijks Geschiedkundige Publicatiën 35-36, ’s-Gravenhage 1917, 2 delen
    • K. Kunze (ed.), Hansisches Urkundenbuch. Sechster Band, 1415 bis 1433 (Leipzig 1905) en H.-G. von Rundstedt, Hansisches Urkundenbuch. Siebenter Band. 1. Halbband, 1434-1441 (Weimar 1939)
    J.F. Benders
    Uit: Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 5, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Redactie: dr. J.A.E. Kuys (eindredactie), drs. C.A.M. Gietman, drs. R.M. Kemperink, E. Pelzers en dr. P.W. van Wissing. Verloren Hilversum, 2006, pagina's 79-81.