Gerard van Hasselt
1751-1825, Advocaat, Schepen, Raad, Burgemeester van Arnhem, Gecommitteerde ter Staten-Generaal en Historicus
Gerard van Hasselt werd op 27 augustus 1751 geboren in Arnhem als tweede en jongste zoon van mr.Johan Jacob van Hasselt (1717-1783),advocaat en auditeur-militair,en Maria Elisabeth Bouricius (1717-1794). Op 6 december 1781 trouwde hij met Adriana van den Steen (1759-1791), dochter van mr. Diederik Gerhard van den Steen, heer van Ommeren en Wadestein, burgemeester van Zaltbommel en bewindhebber van de VOC, en van Johanna Maria Cock. Het echtpaar Van Hasselt kreeg zes kinderen van wie alleen de twee oudste zonen volwassen werden.Van Hasselt overleed op 16 december 1825 op zijn landgoed Daalhuizen in Velp.
http://www.historici.nl/media/bwg/images/4/-021.jpg
De folianten uit het bezit van Gerard van Hasselt in de Bibliotheek Arnhem. Opengeslagen het handschrift ‘Velp’ met een gravure door Christiaan Henning van de grote waterval op Beekhuizen. (foto: P. van Galen)

Gerard van Hasselt groeide samen met zijn oudere broer Johan Conrad (1749-1804) – een ouder zusje werd slechts één jaar – op in het ouderlijk huis aan de Oeverstraat te Arnhem in een welgesteld en intellectueel milieu. De twee jongens kregen de daarbij passende opvoeding. Evenals zijn broer koos Gerard voor een studie in de rechten. Op 16-jarige leeftijd werd hij ingeschreven aan de Illustere School van Deventer. Ter afronding van zijn studie ging hij in 1773 naar de Utrechtse Universiteit, waar hij nog hetzelfde jaar promoveerde bij de bekende rechtsgeleerde en historicus Pieter Bondam. Hierna vestigde hij zich als jong advocaat in zijn geboortestad. Een hoogtepunt in deze vroege periode was een reis naar Parijs in 1777, samen met zijn vriend Willem Anne Schimmelpenninck van der Oye (17501816), die ruim tien weken in beslag nam. Hij heeft er een dagboek van bijgehouden waarin hij alles wat ze onderweg zagen en beleefden nauwgezet noteerde. Het is zijn enige buitenlandse reis geweest.

De volgende jaren maakte hij in Arnhem een bliksemcarrière, overigens in die tijd niet ongewoon voor een jongeman van zijn milieu en opleiding. Achtereenvolgens werd hij benoemd tot adjunct-secretaris (1779) en secretaris (1783) van de Gelderse Provinciale Rekenkamer, was hij schepen en raad van Arnhem (1786) en werd hij in 1789 tot burgemeester gekozen. Twee keer, in 1790 en 1794, was hij afgevaardigde naar de Staten-Generaal. Bovendien zat hij in allerlei bestuurlijke organen.

Naast zijn officiële werkzaamheden ontwikkelde Van Hasselt zich echter ook tot een gedreven verzamelaar, onderzoeker en publicist, de activiteiten waaraan hij met name zijn bekendheid bij het nageslacht heeft te danken. Al jong was hij naar eigen zeggen gegrepen door de (rechts)geschiedenis, taalkunde en archeologie en was er “...geen eenige dag [die] zonder behandeling van perkamente of oude papiere beëindigd wierdt”. Het is dan ook niet vreemd dat hij lid was van verschillende, in de tweede helft van de 18de eeuw zo populaire, ‘geleerde’ genootschappen, zoals het Utrechtse ‘Besteedt de tyd met konst en vlyt’ en de Arnhemse sociëteit ‘Turpius’. Van het in 1792 in Arnhem opgerichte Natuur- en Letterkundig Genootschap ‘Prodesse Conamur’ was hij zelfs enkele jaren een van de vier eerste directeuren. Ook was hij lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde. Die belangstelling had hij niet van een vreemde. Zijn vader had verschillende, in zijn tijd gewaardeerde, studies over juridische en historische onderwerpen gepubliceerd. Ook zijn promotor Bondam, die het hoogleraarschap combineerde met het ambt van historieschrijver van Gelderland en met wie Gerard van Hasselt tot aan diens dood in 1800 correspondeerde, heeft hem ongetwijfeld geïnspireerd.

Het resultaat van deze studiezin is onder andere af te lezen aan het grote aantal publicaties dat vanaf 1777 verscheen, waaronder Ampulla Isidis Aegyptica (1777), de bekende Kronyck van Arnhem (1790) en de uit vier banden bestaande Stukken voor de Vaderlandsche Historie (1792). Ook hield hij voordrachten voor ‘Prodesse Conamur’; één daarvan heeft hij, bewerkt, uitgegeven onder de titel Oorsprong van het Hof van Gelderland (1793). Dat zijn prestaties op historisch gebied niet onopgemerkt bleven, blijkt uit het feit dat Van Hasselt in 1793 door de stadhouder prins Willem V tot zijn extra-ordinaris raad (buitengewoon adviseur) en historieschrijver werd benoemd.

Woonde Van Hasselt aanvankelijk in Arnhem waar hij een huis bezat “op het eiland bij de Pomp” (ter plaatse van het huidige pand Eiland no. 6), in januari 1794 kocht hij van Wigbold Alexander baron de Roode van Heeckeren, burgemeester van Zutphen, de buitenplaats Daalhuizen bij Velp. Meteen na de aankoop liet hij het oude huis slopen en bouwde hij aan de overkant van de weg (de Arnhemse Straatweg) een nieuw, eenvoudig, in baksteen opgetrokken landhuis met een souterrain, bel-etage en lage bovenverdieping onder een omgaand schilddak. Rond het huis legde hij een park aan in Engelse landschapsstijl met gazons, vijvers, boompartijen en lanen. Daalhuizen zou in de komende jaren steeds belangrijker voor hem worden.

Met de komst van de Fransen in 1795 en de daarmee gepaard gaande Bataafse omwenteling veranderde de situatie drastisch, ook voor Van Hasselt. Op de eerste plaats had hij, zoals zoveel stadgenoten, te lijden onder de plunderende Franse troepen die in januari van dat jaar overal in de stad schade aanrichtten. Van Hasselts huis werd volgens een ooggetuigenverslag “in de grond bedorven”: de paarden stonden in de kamers en de keuken, het behang was van de muren gescheurd, de boeken, kasten en kisten waren verbrand en de turfvoorraad was opgestookt. Ook het huis van zijn broer moest het ontgelden. Nog ingrijpender was het feit dat hij als gevolg van de nieuwe politieke constellatie al zijn openbare ambten verloor. Men zag Van Hasselt, die ondanks zijn vooraanstaande positie politiek geen prominente rol had gespeeld, maar overigens wel zijn hele leven zeer Oranje-gezind was en bleef, als een typische vertegenwoordiger van het Ancien Régime.

Zijn ambteloze bestaan duurde tot 1802. In dat jaar werd hij tot ‘Charterbewaarder van Gelderland’ benoemd, waardoor hij de eerste officiële Gelderse archivaris werd. Het jaar daarop werd hij auditeur van de Gelderse auditiekamer. In de periode 1802-1810 publiceerde hij een groot aantal studies, zoals Arnhemsche Oudheden (1806), Geldersch Maandwerk (twee delen, 1807) en Roosendaal als de prachtigste bezitting van de Geldersche graven en Hertogen... (1808). Daarna nam het aantal publicaties af.

In 1810 trok Gerard van Hasselt zich definitief terug op Daalhuizen. Hij hield van het huis, gevuld met zijn boeken en verzamelingen, en van het park dat hem in de jaren na 1795 nieuwe energie had gegeven: “In jonge mensen doet de beweging wonderen, ook voormaals bij mij, die nog na 1795 mijn Daalhuizen mogt aanleggen...”, schreef hij in een brief aan het eind van zijn leven. Zijn dagen waren als vanouds gevuld met studeren, collectioneren en het schrijven van brieven. Van Hasselt onderhield een uitgebreide correspondentie met talrijke mensen onder wie geestverwanten als Arnout Vosmaer (1720-1799), die onder andere conservator van het natuur- en kunstkabinet van de stadhouders was; verder met de jonge Isaac Anne Nijhoff (1795-1863), zijn leeftijdgenoot Willem Anne baron van Spaen van Hardestein (1750-1817), beiden eveneens als historicus werkzaam, en de dichter A.C.W. Staring van de Wildenborch (1767-1840). Ook bezocht hij familieleden en vrienden of ontving zelf visite, waarvan de jonge Jacob van Lennep (18021868) in 1823 in zijn dagboek getuigt.

Op 16 december 1825 overleed Gerard van Hasselt op zijn geliefde Daalhuizen, waarna hij in de Grote Kerk in Arnhem werd begraven. Van Hasselts huis is verdwenen, op de plek van zijn landgoed is nu een openbaar park met nog enkele relicten uit zijn tijd waaronder een klein bakstenen monumentje, dat in 1815 door hem werd opgericht ter herinnering aan het optreden van de latere koning Willem II in de veldslagen bij Quatre Bras en Waterloo.

Gerard van Hasselt was in de eerste plaats verzamelaar: antiquiteiten, naturalia, munten en penningen, brieven en autografen, watermerken en nog veel meer maakten deel uit van zijn collecties. Maar vooral verzamelde hij gegevens over allerlei onderwerpen die zowel gewestelijke en lokale geschiedenis als kerk- en cultuurgeschiedenis betreffen. Ook had hij bijzondere aandacht voor de rechtswetenschappen, het krijgswezen en het onderwijs, de archeologie, zeden en gewoonten. Die gegevens haalde hij voor het grootste deel uit de archieven waartoe hij in zijn ambtsbetrekkingen en vooral als ‘charterbewaarder’ ruim toegang had. Overigens werden de archieven in die tijd met minder zorg omringd dan nu. Van Hasselt zelf heeft bijvoorbeeld stukken “op die Rekenkamer onder een hoop scheurpapier gevonden” en hij zag zijn werk dan ook mede als een soort reddingscampagne. Hij maakte (zij het niet altijd even nauwkeurig) afschriften en liet deze – deels met de oorspronkelijke archiefstukken en ook met persoonlijke aantekeningen en brieven – inbinden in ruim 150 grote folianten. Een groot deel van deze banden wordt nog altijd bewaard in de Bibliotheek Arnhem.

Van Hasselts primaire doel was uiteindelijk het openbaar maken van onbekende bronnen en gegevens door middel van publicaties. Deze omvatten, evenals zijn verzamelingen een grote variëteit aan onderwerpen. Het zijn vooral bronnenpublicaties, meer verzamelingen van wetenswaardigheden en al dan niet geparafraseerde archiefstukken dan een samenhangend geheel. De waardering van latere historici voor Van Hasselts werk loopt uiteen. A.P. van Schilfgaarde en W. Jappe Alberts bijvoorbeeld hadden kritiek op zijn methode en wezen op zijn beperkingen en onnauwkeurigheden. Anderen zien hem in een positiever licht. Zo merkt P. Nijhoff op: “De door hem uitgegeven en vooral nog in geschrifte voorhanden geschied- en oudheidkundige werken kunnen getuigen, hoeveel door hem gelezen en geëxcerpeerd is; het zijn kostbare bouwstoffen voor ieder die zich met de geschiedenis van ons gewest en onze stad wil bezig houden”.

Werken

  • Voor een uitvoerige lijst van de publicaties van Gerard van Hasselt zie: P. Gouda Quint, Grondslagen voor de bibliographie van Gelderland, [deel 1], Arnhem 1910, 728-730.
  • Literatuur

    • A. J. van der Aa, Biographisch Woordenboek der Nederlanden, deel 8, Eerste stuk, Haarlem 1867, 266-269
    • C.J.M. Schulte-van Wersch, ‘Mr. Gerard van Hasselt (17511825)’, in: A.G. Schulte (red.), Overal lieten zij hun sporen na. Arnhems Historisch Genootschap Prodesse Conamur 1792-1992, Zutphen 1992, 175-186, 269-271
    • J. Smits, ‘Het oude Egypte, een nieuwe mode? Gerard van Hasselt (1751-1825) over een Corinthisch alabastron uit de verzameling Sloane’, in: BM Gelre 82 (1991), 67-78
    • H.M. Werner, ‘Mr. Gerard van Hasselt, zijn geslacht en zijn buitenverblijf Daalhuizen’, in: Geldersche Volks-Almanak 1890, 41-75
    • W. Wijnaendts van Resandt, Geschiedenis en genealogie van het Cleefs-Zutphense geslacht Van Hasselt van ± 1530-1934, ’s-Gravenhage 1934, 1963

    Bronnen (selectie)

    • Bibliotheek Arnhem, Manuscripten van Gerard van Hasselt: zie H. Chr. Van Bemmel, Catalogus van de handschriften aanwezig in de Bibliotheek Arnhem, Hilversum 1999, 48-86
    • GldA, Collectie Handschriften, hs. 311: G. van Hasselt’s Journaal van een reis naar Parijs met den H.W.G. W.A. Schimmelpenninck van der Oije (1777) (Afschrift uit 1890 door H.M. Werner)
    • GldA, Arnhemse Documentatie Collectie, inv.nr. 115: Autograaf van G. van Hasselt, 1813
    • GldA, Arnhemse Documentatie Collectie, inv.nr. 220: Brieven van G. van Hasselt aan L.J.H. Scheltus van Kamferbeke uit de jaren 1820-1825
    C.J.M. Schulte-van Wersch
    Uit: Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 4, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Redactie: dr. J.A.E. Kuys (eindredactie), drs. C.A.M. Gietman, drs. R.M. Kemperink, E. Pelzers en dr. P.W. van Wissing. Verloren Hilversum, 2004, pagina's 69-71.