Jan Rubbens
1887-1959, Jezuïet en Kapelaan
Johannes Cornelis (Jan) Rubbens werd op 30 juni 1887 te Breda geboren.Hij was de zoon van Jacobus Samuel Rubbens (1856-1908), smid, en Johanna Bloem (1856-1924). In 1906 werd hij jezuïet. Hij overleed op 25 mei 1959 te Nijmegen, en werd op 28 mei begraven te Grave.
http://www.historici.nl/media/bwg/images/3/-043.jpg
Pater Jan Rubbens SJ (foto: KLiB/KDC, Nijmegen)

Terwijl het verkeer werd stilgelegd, trok op 28 mei 1959 een indrukwekkende stoet onder politie-escorte door de binnenstad van Nijmegen. Aldus namen duizenden afscheid van een van de meest markante inwoners van de Waalstad: pater Rubbens, kapelaan van de Petrus Canisiuskerk aan de Molenstraat. De plaatselijke en de landelijke pers herdachten hem met waarderende woorden en karakteriseringen: “een bekende spreker voor liefdadige doeleinden”(Katholiek Nederlands Persbureau), “een bemind geestelijke, een harde sociale werker en een goed volkspredikant” (Nijmeegs Dagblad), “een legendarische persoonlijkheid, een hoogstaand priester”(De Gelderlander), “een permanente creatie van Gods eigen humorist”(de Volkskrant). Een eeuw na zijn geboorte bleek pater Rubbens nog volop te leven in de herinnering van de Nijmegenaren, zoals onder meer blijkt uit zijn ‘optreden’ bij het Nijmeegs cabaret Blokken in het winterseizoen 1986-1987. Een straatnaam houdt zijn herinnering in ere.

Wie was deze pater Rubbens, dat hij bij zovelen in het geheugen gegrift stond? De Nijmeegse journalist Rob Hoogveld gaf in 1986 op die vraag het volgende treffende antwoord: “Een Nijmeegse legende uit de jongste geschiedenis van de stad. Een barokke verschijning die zo weggelopen zou kunnen zijn uit het Laatste Avondmaal van de echte Rubens. Het was er eentje om nooit meer van je geloof af te vallen. De Don Camillo van de Molenstraat. De Mozes van de city. De Samaritaan van de Benedenstad. Onze Lieve Heer had geen betere public-relationsman kunnen treffen.” De stad was van pater Rubbens, en pater Rubbens was van de stad.

Pas in 1932 arriveerde pater Rubbens in Nijmegen, toen hij 45 jaar oud was. Hij was afkomstig uit een eenvoudige Bredase familie, die zich in het begin van de 18de eeuw vanuit Zandvliet bij Antwerpen had gevestigd te Bergen op Zoom. Het feit dat vader Jacob Rubbens als voorman werkte bij machinefabriek Bakker & Rueb te Breda, heeft zoon Jan ongetwijfeld gevoelig gemaakt voor de vaak weinig rooskleurige levensomstandigheden van de werkende bevolking. Vanaf zijn vroegste jeugd voelde Jan zich geroepen tot het priesterschap, het liefst in een missiegebied. Zijn ouders stuurden hem eerst naar het internaat van de fraters van Tilburg, en vervolgens naar de apostolische school van de jezuïeten in Turnhout in België, waar hij van 1900 tot 1906 als interne leerling de lessen volgde.

Op 26 september 1906 meldde hij zich bij Mariëndaal in Grave, waar hij twee jaar lang werd gevormd als novice, en één jaar als ‘junior’ in de jezuïetenorde. Aan zijn verlangen om naar de missie te mogen gaan werd voorlopig nog geen gehoor gegeven. De jonge priesterstudent werd naar Oudenbosch gestuurd om er gedurende drie jaar filosofische studies te doen. Aansluitend werd hij benoemd tot surveillant, eerst een jaar in het Sint-Willibrorduscollege te Katwijk aan den Rijn, en daarna een jaar aan het Ignatiuscollege te Amsterdam.

Pas in 1914 kreeg Jan Rubbens toestemming om naar de missie van Nederlands-Indië te vertrekken, en vóór het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog scheepte hij zich in. Aan het college van Muntilan is hij naar eigen zeggen praktisch alles geweest, tot studieprefect en gymnastiekleraar toe. Maar met de studie van de Javaanse taal wilde het niet vlotten, en bovendien werd bij hem tuberculose geconstateerd. Om die reden achtte de missieoverste het raadzamer hem te repatriëren. Het voortijdig afgebroken missieavontuur is voor Rubbens een zware slag geweest, maar het heeft hem meer open, vrijer en ruimer van hart gemaakt dan menigeen van zijn in Nederland gebleven medebroeders, onder wie hij zich een ‘buitenbeentje’ voelde.

Teruggekeerd in zijn vaderland in 1920 begon Rubbens op 33-jarige leeftijd aan zijn theologische studies in Maastricht, waar hij op 10 augustus 1922 priester werd gewijd. Zijn pastorale werkzaamheden in de Limburgse stad werden onderbroken door een jaar ‘tertiaat’, een sabbatperiode waarin de volledig gevormde jezuïet zich opnieuw bezint op het fundament van zijn religieuze leven. In Maastricht was Rubbens actief op verschillende terreinen van apostolaat: liturgie, biechthoren, preken, catechese en als directeur van verschillende godsdienstige verenigingen. Uit deze periode stamt het gevleugelde gezegde uit een van zijn preken: “Jungske, jungske, leert ze geven!”, waaraan hij zijn bijnaam ‘Jungske’ in Nijmegen heeft te danken. Hier ontwikkelde hij zich ook tot een zeer gezocht biechtvader, wiens motto luidde: ‘De wereld heeft behoefte aan liefde. Niet aan het koude geld uit de kluis, maar aan de warme liefde van een warm hart’. Die warmte gaf hij zelf gestalte in zijn omgang met de mensen wier lot hij zich aantrok, en klonk door in zijn preken, waarmee hij dankzij zijn plastisch en poëtisch verhaaltalent velen wist aan te spreken.

In augustus 1930 verliet hij Maastricht na vijf jaar, volgens sommigen om in Amsterdam te gaan werken “aan het behoud des Geloofs”, volgens anderen omdat hij geen goed voorbeeld zou gegeven hebben aan de priesterstudenten wegens zijn liturgische exuberantie, volgens weer anderen omdat bepaalde huisgenoten hem zijn drukke biechtpraktijk misgunden. Slechts twee jaar bleef hij in de hoofdstad.

Op 13 september 1932 arriveerde pater Jan Rubbens in de pastorie aan de Molenstraat te Nijmegen, waar hij onafgebroken zou wonen tot aan zijn dood, bijna 27 jaar later. Hem werden pastorale taken toevertrouwd, vergelijkbaar met die in Maastricht en Amsterdam, zoals mislezen, biechthoren, preken, catechese, het leiden van twee congregaties, het adviseurschap van katholieke vakbonden. Nieuw was de opdracht om buiten de stad (bedel)preken te houden, missies te preken en retraites te geven. In korte tijd bleek hij zich te ontwikkelen tot een bekende en geziene figuur, zoals blijkt uit een krantenartikel uit 1935: “De immer opgewekte Pater Rubbens met zijn zuidelijken aard is een geestelijke weldoener voor allen, die met hem in contact kwamen. Als sociale adviseur, als geestelijke leider, als helper in nood [...].” Met name in die laatste hoedanigheid legde hij een originaliteit en voortvarendheid aan de dag, die hem buitengewoon populair maakten bij de mensen op de laagste sporten van de maatschappelijke ladder. Zo kwam hij eens op straat een arme jongen tegen die geen schoenen aan zijn voeten had. Rubbens liep een winkel binnen en vroeg er ongegeneerd om een paar schoenen. De winkelier meende dat het voor de pater zelf was, en gaf ze, maar zag vervolgens tot zijn woede dat deze de schoenen doorgaf aan de arme jongeman. Rubbens trad geregeld op als een geestelijke Robin Hood. Zijn gedrag stond vaak haaks op de gewoonten en gebruiken van de gegoede burgerij en van hen die de politieke en kerkelijke gedragslijnen opstelden. In dit verband past ook het hardnekkig circulerende, maar niet bewijsbare verhaal, dat hij tijdens de oorlog met een jodenster op heeft rondgelopen. Ook al zou dit verhaal niet waar zijn, niettemin bewijst het de legendevorming die er rond Rubbens al tijdens zijn leven groeide.

Nijmegen vierde het zilveren priesterfeest van zijn ‘Jungske’ in 1947 op uitbundige wijze, en schonk hem een altaar ter ere van zijn favoriete heilige, Sint-Jozef, ter vervanging van het altaar dat bij het bombardement van februari 1944 verloren was gegaan. Op diverse plaatsen in de stad prijkte zijn portret in een etalage. De jubilaris dankte ontroerd in het dagblad De Gelderlander voor de vele blijken van waardering: “Ge bent er met m’n hart van door gegaan, maar goed zijn jullie: Ja, want ge geeft het weer terug.” Zijn gouden jubileum als jezuïet in 1956 werd nog grootser gevierd, en opnieuw sprak de pers van zijn kwaliteiten: “Hij is biechtvader van tallozen. Velen ontvangen van hem leiding, die met een diep inzicht vaak in een ernstig woord dan weer met een lachende opmerking wordt gegeven. Zijn woord en werk blijft niet tot een bepaalde groep beperkt, maar strekt zich uit over allen die zijn hulp nodig hebben. Met zijn originele welsprekendheid weet hij de harten en de beurzen te openen voor de christelijke liefdadigheid waaraan hij zozeer zijn hart heeft verpand.” Zijn huisgenoot, de bekende pedagoog pater Nico Perquin typeerde hem in de feestpreek aldus: “Pater Rubbens is de man van de kerk en van de straat, die de vervreemding met de kerk op zijn eigen wijze tegengaat.” Begin februari 1959 werd pater Rubbens overvallen door een slopende ziekte, die hem binnen drie maanden in het graf deed belanden. De Volkskrant bracht bij zijn overlijden het befaamdste verhaal over de populaire priester, ‘Het wonder van Rubbens’, dat in talloze varianten de ronde doet. Een van de versies luidt aldus. Pater Rubbens liep door de Waalbuurt. De vader van een groot gezin hield hem staande: “Pater, ik zit aan de grond. Met een tientje ben ik gered.” De pater zei: “Beste man, ik zou je graag helpen, maar ik ben platzak. Heus, ik heb het niet.” Met een gewoontegebaar keerde hij zijn zakken om. Maar daar geschiedde het wonder: hij viste er een tientje uit. Meteen spontaan, het ongeloof nog in zijn stem: “Daar, dat is voor jou, maar waar het vandaan komt, mag de hemel weten!” Toen pater Rubbens even later in de pastorie terugkeerde, schoot de pastoor hem aan: “Wil je voortaan je eigen overjas aantrekken!”

Werken

  • Artikelen in De Canisiaan. Maandblad voor de leden der Canisius-Congregatie te Maastricht, 1926-1930
  • Literatuur

  • P. Begheyn, Pater J. Rubbens SJ (1887-1959). Het ‘jungske’ uit de Molenstraatskerk, Nijmegen 1987
  • Bronnen

    • Archief Nederlandse Jezuïeten, Nijmegen, dossier Jan Rubbens (getuigenissen, foto’s)
    • GA Nijmegen, preek van pater Rubbens bij zijn gouden jubileum als jezuïet, 23-9-1956 (geluidsband)
    • GA Nijmegen, Fred van Leeuwen, Klankbeeld over Nijmegen, uitzending Regionale Omroep Zuid, 14-9-1957 (geluidsband)
    • GA Nijmegen, 8 foto’s van pater Rubbens door Wim K. Steffen, 1957
    Paul Begheyn SJ
    Uit: Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 3, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Redactie: drs. C.A.M. Gietman (eindredactie), drs. R.M. Kemperink, dr. J.A.E. Kuys, E. Pelzers en drs. P van Wissing .W.. Verloren Hilversum, 2002, pagina's 124-126.