Julius Civilis
?-na 69-70 na Chr., Leider van de Bataafse Opstand (69-70 na Chr.)
Julius Civilis was een adellijke telg uit de Germaanse stam der Bataven. In de jaren 69-70 na Chr. was hij de leider van een opstand tegen de Romeinen, die voor korte tijd de Romeinse limes rond Nijmegen en Keulen in beroering bracht. Over het verdere lot van Julius Civilis is niets bekend.
http://www.historici.nl/media/bwg/images/1/-008.jpg
Fantasieportret van Julius Civilis, uit J.I. Pontanus,

Onze beeldvorming van de persoon Julius Civilis wordt grotendeels bepaald door het feit dat hij als leider van de Bataafse Opstand voor het voetlicht van de geschiedenis is getreden. Deze opstand is beschreven door de Romeinse geschiedschrijver Tacitus in zijn Historiae, de enige bron voor onze kennis van Civilis’ leven. Uiteraard wordt in de Historiae alles verteld vanuit Romeins gezichtspunt. Dit laatste roept niet alleen vragen op met betrekking tot de betrouwbaarheid van de Romeinse geschiedschrijving – al geldt Tacitus als een doorgaans betrouwbaar historicus –, maar ook dienen we ons te realiseren dat de persoon van Julius Civilis werd beschreven vanuit de Romeinse visie op een barbaars opstandeling. Tacitus kon zijn eigen specifieke culturele achtergrond niet negeren en in de huid kruipen van een Germaans edelman. De woorden die Julius Civilis spreekt in de Historiae zijn dan ook niet zijn eigen woorden, maar die van Tacitus. Het beeld van Civilis is niet alleen gekleurd door de opvattingen van Tacitus, maar het is daarenboven ook onvolledig. Enerzijds laat Tacitus namelijk alleen licht schijnen op de persoon van Civilis voor zover die optreedt als aanvoerder van de opstand, zodat we vrijwel niets weten over Civilis’ leven van voor die tijd. Anderzijds zijn de Historiae niet volledig overgeleverd en breekt Tacitus’ betoog over de opstand plotseling af. Dan is wel al duidelijk geworden dat de onderneming op een fiasco is uitgelopen. Het verdere lot van Civilis is onbekend.

De Bataven hadden zich vlak voor het begin van onze jaartelling gevestigd in het gebied in en rond de huidige Betuwe. Daar woonden zij in het overgangsgebied tussen Romeinse provincie en oorlogszone en waren zij slechts losjes in het Romeinse bestel geïncorporeerd. De stam viel niet direct onder Romeins bestuur en hun enige verplichting bestond uit het leveren van troepen. Deze Bataafse troepen vochten in afzonderlijke korpsen en onder eigen officieren naast de Romeinse legioenen, aanvankelijk vooral in de oorlogen tegen de Germanen tussen Rijn en Elbe, maar vanaf de jaren 40 na Chr. hoofdzakelijk in Brittannië. De contacten tussen de Bataafse edelen, die de hoge rangen bekleedden in de Bataafse troepen, en de Romeinse officieren waren derhalve zeer nauw. Over Civilis zijn ons twee gegevens bekend, die van belang zijn om zijn plaats in de samenleving van dit Romeinse grensgebied te begrijpen. Enerzijds was hij volgens Tacitus van koninklijke Bataafse afkomst en genoot hij zeer veel aanzien onder de Bataven. Ten tweede bezat hij het Romeinse burgerrecht en had hij gedurende 25 jaar gediend in het Romeinse leger als officier van de Bataafse hulptroepen.

Civilis speelde zijn historische rol tijdens de politieke en militaire crisis die uitbrak toen in 68 na Chr. de Romeinse generaal Galba tot keizer werd uitgeroepen en keizer Nero zelfmoord pleegde. Galba overleefde Nero echter niet lang. De Romeinse soldaten in Rome riepen Otho tot keizer uit, gevolgd door de legioenen aan de Rijn, die hun commandant Vitellius op de troon wilden zien. Vervolgens schoven de legers die aan de Donau en in het Oosten gestationeerd waren Vespasianus naar voren. Om de interne machtsstrijd uit te vechten werden vanuit het hele rijk troepen naar het centrum verplaatst, met als gevolg een aanzienlijke verzwakking van de grenzen. De Romeinse burgeroorlog maakte het kortstondige succes van Civilis aan de periferie van het Rijk mogelijk.

Nog tijdens de regering van Nero, in 68 na Chr., raakte Civilis betrokken bij de politieke verwikkelingen doordat hij en zijn broer werden beschuldigd van rebellie. Zijn broer werd ter dood gebracht, terwijl Civilis zelf ter berechtiging naar Nero werd gestuurd. Na de machtswisseling, die leidde tot Nero’s dood, werd hij door Galba vrijgelaten. Toen Civilis bij de Bataven was teruggekeerd, hadden de legioenen aan de Rijn Vitellius inmiddels tot keizer uitgeroepen. De Romeinse soldaten achtten Civilis geen betrouwbaar aanhanger van Vitellius en eisten zijn dood. Het leven van Civilis werd gespaard omdat de officieren van de Rijnlegioenen het niet riskeerden om in tijd van burgeroorlog de Bataven tegen zich in het harnas te jagen. Volgens Tacitus werd Civilis door deze gebeurtenissen van haat vervuld jegens Rome en riep hij in augustus 69 na Chr. de vooraanstaande stammen onder de Bataven op tot een strijd voor de vrijheid. Bovendien werden contacten gelegd met de naburige Kaninefaten en Friezen, die zich bij de onderneming aansloten.

Tacitus vermeldt ook dat Civilis, voordat hij de Bataven en de naburige stammen opriep tot strijd, was benaderd door aanhangers van Vespasianus, die een maand tevoren tot keizer was uitgeroepen door het Romeinse leger in het Oosten. Aan Civilis werd gevraagd de overgebleven legioenen aan de Rijn, immers trouwe aanhangers van Vitellius, door een opstand bezig te houden, terwijl Vespasianus’ leger optrok tegen de troepen van Vitellius in Italië. Civilis zegde zijn steun aan Vespasianus toe. Tacitus verwierp echter deze verklaring van de opstand: volgens hem was het niet meer dan een list dat Civilis schijnbaar gehoor gaf aan de oproep en was zijn echte motief haat jegens Rome. Om Civilis te karakteriseren als vijand van Rome, en niet als pion in een intern Romeins conflict, schildert Tacitus hem af als barbaar: hij vertelt bijvoorbeeld dat Civilis vanaf het begin van de strijd zijn haar lang liet groeien en rood verfde, zoals dat gebruikelijk was voor Germaanse stamhoofden in oorlogstijd. Tacitus’ beschrijving van de duistere rol van Veleda, een Germaanse priesteres aan het hof van Civilis, heeft eveneens de functie een negatief beeld te creëren. Als Tacitus Civilis vanwege het verlies van één oog vergelijkt met Hannibal en Sertorius, twee beruchte, éénogige tegenstanders van Rome, en ons verder vertelt dat Civilis Romeinse krijgsgevangenen aan zijn zoontje overliet om te gebruiken als schietschijf heeft dit duidelijk de bedoeling een vijandbeeld te scheppen.

Volgens Tacitus zou Civilis met de opstand, waartoe hij had opgeroepen, het koningschap over een Germaans en Gallisch Rijk hebben willen bereiken. Toch kunnen niet uitsluitend de persoonlijke ambities en haatgevoelens van Civilis ten grondslag hebben gelegen aan de opstand. Hoewel Tacitus het grote aanzien van Civilis onder de Bataven benadrukt, was zijn invloed waarschijnlijk onvoldoende om alle betrokken partijen tot opstand aan te zetten. Uit het optreden van een Bataafs edelman genaamd Claudius Labeo, die Germanen onder zich verzamelde om Civilis te bestrijden, blijkt dat diens gezag niet onbetwist was. Niet minder belangrijk is het feit dat een neef van Civilis, Julius Briganticus genaamd, eveneens aan Romeinse kant streed.

De belangrijkste groepen, die zich achter Civilis schaarden, hadden hun eigen motieven om dit te doen. Vooral de Bataafse cohorten, die de kern van Civilis’ militaire macht vormden, sloten zich uit eigener beweging bij de opstand aan. Op het moment dat Civilis zijn oproep deed aan de vooraanstaande lieden van de stam der Bataven waren de cohorten, samen met Romeinse legioenen, op weg naar Italië, omdat Vitellius meer troepen nodig had voor de strijd tegen Vespasianus. De Bataafse cohorten hadden echter weinig behoefte om te strijden voor het belang van iemand met wie zij weinig binding hadden. Het kwam derhalve tot een revolte onder de Bataafse hulptroepen in het Romeinse leger, dat op dat moment in Mainz stond. Vervolgens marcheerden de Bataafse soldaten naar het eigen stamgebied. Tevoren had Civilis maar een zeer bescheiden leger gehad, voornamelijk bestaande uit Kaninefaten, Friezen en Bataven, waarmee hij de kleine legerkampen in het opstandige gebied had weten te veroveren. Deze beginsuccessen trokken Germanen van over de Rijngrens aan, die voornamelijk aangelokt werden door het vooruitzicht op buit. Echter pas door de aansluiting van de Bataafse cohorten in september 69 na Chr. had Civilis een slagvaardig leger ter beschikking gekregen.

De volgende zet die Civilis deed, is het sterkste argument voor een interpretatie van zijn handelen, die ervan uitgaat dat hij wel degelijk zijn opstand begon als pion in het machtsspel van Vespasianus. Na de aansluiting van de cohorten liet Civilis namelijk zijn leger de eed afleggen op Vespasianus. Indien, zoals Tacitus beweert, Civilis voor eigen zaak streed en zijn stamgenoten had opgeroepen te strijden voor hun vrijheid, is deze handelwijze moeilijk te verklaren.

Hoe dat ook zij, met zijn versterkte legermacht begon Civilis de belegering van het legioenskamp in het huidige Xanten. Gedurende de maanden daarna concentreerde de strijd zich daar. De Romeinse veldheren, die met de troepen uit Mainz en Bonn de belegerde legioenen probeerden te ontzetten, hadden te kampen met onwillige, ongedisciplineerde en muitende soldaten, die in deze tijd van politieke wanorde hun eigen officieren niet vertrouwden. Vanwege het succes van Civilis en het uitblijven van adequate tegenmaatregelen van Romeinse zijde sloten zich steeds meer contingenten van Germaanse en Gallische hulptroepen bij de opstand aan. Het geografische en persoonlijke zwaartepunt van de opstand verschoof, toen in het begin van 70 na Chr. ook de Treveri en Lingonen onder leiding van Julius Classicus en Julius Tutor zich tegen de Romeinen keerden. De Treveri waren een sterk geromaniseerde stam rond de hoofdplaats Trier. Met name hun leider Classicus trad nu op de voorgrond. Classicus en Civilis wisten Xanten te veroveren, waarop een groot aantal gedemotiveerde Romeinse soldaten hun kant koos. Zelfs Keulen viel in handen van de opstandelingen. De Romeinse militaire macht had tijdelijk zijn slagkracht verloren en Civilis beheerste het veld in noordelijk Germania.

Het feit dat Vitellius inmiddels door Vespasianus was verslagen, heeft mogelijk voor een koerswijziging van de opstand gezorgd. Misschien zag men de nederlaag van Vitellius, die immers door de Rijnlegioenen tot keizer was uitgeroepen, als een verzwakking van het Romeinse gezag in de regio. Men kon immers niet weten dat Vespasianus het centrale gezag zou herstellen. Mogelijk dachten Civilis, Classicus en Tutor dat zij na de nederlaag van de Rijnlegioenen zelfstandige staatjes aan de periferie van het Rijk konden afdwingen. Opmerkelijk is in elk geval dat Civilis en de andere opstandelingen doorgingen met de strijd, ook nadat Vespasianus had gewonnen en de Romeinse legioenen aan de Rijn zich daarbij hadden neergelegd. Nu de opstandelingen na de overwinning van Vespasianus hun strijd voortzetten, vochten zij openlijk voor de eigen zaak. Classicus liet zijn volgelingen een eed afleggen op een Gallisch Imperium. Civilis heeft die eed niet zelf afgelegd, en ook verbood hij de Bataven dit te doen. Volgens Tacitus verwachtte Civilis in de toekomst een strijd met Classicus en Tutor. In vertrouwen op zijn Bataafse veteranen voorzag Civilis een Germaans koninkrijk onder eigen heerschappij.

In april 70 na Chr. naderden echter zes legioenen uit de meer zuidelijke provincies van het Romeinse Rijk. Civilis adviseerde te wachten op Germaanse versterkingen van over de Rijn, maar Classicus en Tutor beslisten onmiddellijk slag te leveren. Na de nederlaag van Classicus en Tutor vluchtten deze naar het stamgebied van de Bataven, waarop het initiatief weer bij Civilis kwam te liggen. Ook deze kon echter het onafwendbare niet keren. Civilis’ leger werd bij Xanten verslagen, waarop hij het oppidum Batavorum (het huidige Nijmegen) onverdedigd achterliet en zich met zijn troepen terugtrok in het achterland. Toen Civilis merkte dat het animo onder zijn volgelingen om de strijd voort te zetten afnam, begon hij onderhandelingen met de Romeinse bevelhebber. Het overgeleverde deel van Tacitus’ Historiae breekt af bij de verklaring van Civilis dat hij voor Vespasianus gestreden zou hebben, zodat we niet weten of het Civilis gelukt is op deze manier zijn leven te redden.

Literatuur

  • P.A. Brunt, ‘Tacitus on the Batavian revolt’, in: Latomus 19 (1960), 494-517
  • W.A. van Es, De Romeinen in Nederland, Haarlem 1981
  • E. Flaig, Den Kaiser herausfordern. Die Usurpation im Römischen Reich, Frankfurt 1992
  • E. Merkel, Der Bataveraufstand bei Tacitus, Heidelberg 1966

Bronnen

  • P. Cornelius Tacitus, Historiae I, c. 59; IV, c. 13-37, 54-79; V, c. 14-26
  • P. Erdkamp
    Uit: Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 1, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Redactie: drs P.W. van Wissing, drs R.M. Kemperink, dr J.A.E. Kuys en E. Pelzers. Verloren Hilversum, 1998, pagina's 28-31.