Blaauw doorliep de HBS in Den Haag, Amersfoort en Alkmaar en studeerde met goed gevolg voor scheikundig ingenieur aan de Technische Hogeschool te Delft. Op 1 maart 1926 begon Blaauws beroepscarrière: hij trad als bedrijfsassistent in dienst van de NV Hartog’s Fabrieken te Oss; na vijf jaar werd hij daar bedrijfsleider en weer een jaar later directeur. Deze NV maakte deel uit van het wereldwijde Unilever-concern en in de volgende jaren zou deze multinationale onderneming Blaauw volop ontplooiingskansen bieden. Dankzij zijn grote vaktechnische en leidinggevende capaciteiten vervulde hij vanaf 1935 management- en directeursfuncties in de Unileverfabrieken in Bombay, Goch en Shanghai, en werd hij kort voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog verbonden aan de Technical Division van Unilever in Londen.
Ondanks zijn verblijf in het buitenland zou de Tweede Wereldoorlog diep in Blaauws leven ingrijpen. Begin 1942 ging hij net als veel andere in het buitenland verblijvende Nederlanders met toestemming van zijn werkgever deelnemen aan de meerjarige cursussen van het Bureau Militair Gezag (MG) van de Nederlandse regering. Die intensieve MG-opleiding moest de deelnemers in theorie en praktijkoefeningen voorbereiden op het uitoefenen van een tijdelijk en gemilitariseerd burgerbestuur in de eerste weken na de bevrijding. Voorafgaand aan de terugkeer van de regering zou er in die naar verwachting korte periode een ‘Militair Gezag’ optreden. Dat MG zou tot taak hebben om het bestuur op zich te nemen, de burgerlijke bestuursorganisatie weer op orde te brengen en in contact met de geallieerde militaire autoriteiten alle obstakels voor de oorlogsvoering uit de weg te ruimen. Om die taken goed te kunnen uitvoeren werden de succesvolle cursisten van het Militair Gezag tot een (reserve-)militaire rang verheven en kregen zij grote bevoegdheden.
De algemene verwachting was dat dit MG hooguit enkele weken actief zou hoeven zijn en dus slechts korte tijd en op een beperkt aantal terreinen van zijn grote bevoegdheden gebruik zou hoeven maken. De regering kon door het stagneren van het oorlogsfront echter pas in mei 1945 naar bevrijd gebied terugkeren, terwijl Zuid-Nederland vanaf september 1944 in fasen werd bevrijd. Gedurende meer dan een half jaar bleef het MG op alle mogelijke terreinen de machtigste Nederlandse overheidsinstantie. Zo konden de commissarissen van het MG niet alleen de burgerlijke gezagsorganen aanwijzingen geven, de burgerij verordeningen opleggen, censuur uitoefenen, vergaderingen verbieden, werkkrachten, gebouwen en goederen vorderen en personen vastzetten, ze bezaten ook de (tijdelijke) bevoegdheid om overheidsfunctionarissen te zuiveren en waarnemende burgemeesters en politiecommissarissen te benoemen. Deze opsomming is verre van volledig, maar geeft wel een indruk van de voornaamste bevoegdheden en de almacht van het MG.
Op 21 september 1944 arriveerde reserve-majoor Blaauw, die volgens de oorspronkelijke plannen militair commissaris van Drenthe had moeten worden, in het kielzog van de geallieerde troepen in het pas bevrijde en door oorlog en bevrijding zwaar gehavende Nijmegen. Daar werd hij – bij wijze van stage voor zijn Drentse functie – militair commissaris van het district Nijmegen. Het zou een heel zware ‘stage’ worden, waarin hij zelf zijn eigen weg moesten zoeken. Aanvankelijk hield Blaauw zich aan zijn officiële door de regering opgestelde instructies, maar na vier weken van schipperen met de zittende burgerautoriteiten en aanhoudende protesten van de voormalige illegaliteit tegen het uitblijven van een flinke zuivering van burgerbestuur en politie nam Blaauw medio oktober 1944 in overleg met de top van MG in Brussel ingrijpende beslissingen.
Om de voortdurende chaos op bestuurlijk en politioneel terrein -competentiekwesties inzake burgerlijk bestuur en inzake arrestatie en vrijlating van politieke verdachten – de baas te worden, verving hij de zittende burgemeester en commissaris van politie door personen die voor zuivering en vernieuwing openstonden en in wie de voormalige illegaliteit en andere bevolkings- groepen wèl vertrouwen hadden. Bovendien nam hij in zijn staf capabele personen op, bij voorkeur uit de voormalige illegaliteit. Door die ingrijpende maatregelen werd de zuivering van het ambtelijke bestuursapparaat en van de politie alsnog grondig aangepakt.
Aanvankelijk leidde die ingreep tot vergroting van de tegenstellingen in Nijmegen en in de rest van het bevrijde deel van Gelderland. Aan de ene kant stonden de voorstanders van zuivering en vernieuwing rond Blaauw en aan de andere de herstelgezinden rond zijn superieur, luitenant-kolonel mr. H. van Everdingen, de militaire commissaris van bevrijd Gelderland. Eind november besloot het hoofd van MG, generaal-majoor mr. H.J. Kruls, dat die tegenstellingen de gezagsuitoefening in het bevrijde deel van de provincie in gevaar brachten. Hij besloot om de legalistische en in zuiveringszaken talmende Van Everdingen uit Gelderland weg te halen en te vervangen door de voortvarend en slagvaardig gebleken Blaauw. Voortaan was reserve-luitenant-kolonel Blaauw dus zowel districts militair commissaris (dmc) van Nijmegen als provinciaal militair commissaris (pmc) van (het bevrijde deel van) Gelderland. In de maanden daarna ging hij ook buiten Nijmegen over tot een ingrijpende voorlopige zuivering van burgemeesters. Daarna was de voormalige illegaliteit van buiten Nijmegen bereid om de autoriteit van het MG en van het gezuiverde bestuur van gemeente en politie te aanvaarden en kon het MG geleidelijk aan terugtreden.
Na de bevrijding van het grootste deel van Gelderland sinds begin april 1945 voerde Blaauw, die nu ook dmc te Arnhem was, daar hetzelfde pragmatische beleid waarmee hij binnen het MG een voorlopersrol had gespeeld: eerst een ingrijpende voorlopige zuivering van bestuur en politie om het vertrouwen van oud-illegaliteit en bevolking te herstellen en vervolgens een geleidelijke overdracht van taken en bevoegdheden aan het gezuiverde en met capabele krachten aangevulde burgerbestuur en zijn organen. Met name de snelle voorlopige zuivering van commissaris der koningin mr. S. baron Van Heemstra en van diverse burgemeesters deed veel stof opwaaien en brak nogal wat ambtelijke carrières. Blaauw kreeg in die kringen de naam een radicale houwdegen te zijn. Van september tot december 1945 werd Blaauw ten slotte een van de vier landelijke Afdelingscommissarissen van het MG; in die functie was hij als militair afdelingscommissaris van Gelderland en Overijssel belast met de afbouw van het apparaat van het MG.
Door zijn naar verhouding lange MG-loopbaan keerde Blaauw pas weer in december 1945 terug naar zijn Londense Unilever-betrekking. Maar lang bleef hij niet in Londen. Al na een jaar werd hij benoemd tot Technical Director van Unilever in het door de geallieerden bezette westelijke deel van Duitsland, een functie die hij tot begin 1951 vervulde. Daarna was hij gedurende vijf jaar lid van de Groepsdirectie van Unilever in Rotterdam en tevens hoofd van de Technical Division aldaar. In mei 1956 werd Blaauw benoemd tot een van de directeuren van het Unilever-concern en dat bleef hij tot april 1962, toen hij weer hoofd van de Technical Division werd en tevens lid van de raad van bestuur van de Unilever NV. In mei 1968 ging Blaauw op 65-jarige leeftijd met pensioen.
Blaauw ontving voor zijn prestaties de volgende onderscheidingen: Officier in de Orde van Oranje Nassau met de zwaarden (Militaire Afdeling), Officer in the Order of the British Empire (Military Division), Heinrich Nicolaus Gold Medal (mei 1966), Grosses Verdienstkreuz des Verdienstordens der Bundesrepublik Deutschland (november 1966), Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw (februari 1968) en Commandeur du Mérite Agricole (augustus 1974).