Agnes van den Brandeler bracht haar jeugd door in Den Haag. Haar familie leidde daar een druk sociaal leven in kringen van hoge officieren, hofhouding en diplomatie. Aanzienlijke families, die elkaar geregeld ontmoetten bij hun ‘jours’. Een wereld van ontvangsten, diners en gala-avonden, ook van presentaties ten paleize bij koningin Wilhelmina. Met haar ouders en jongere broer Pim ontvluchtte Agnes zomers het drukke stadsleven om de vakanties door te brengen in het Gelderse Rossum, waar haar moeders familie Van Randwijck sinds het midden van de 19de eeuw het in neo-gotische stijl opgetrokken ‘slot’ Rossum bezat.
Terugkijkend op haar jeugd in Den Haag en Rossum liet Agnes van den Brandeler in interviews weten, dat de rust en schoonheid van het Gelderse rivierenlandschap haar altijd is blijven boeien en inspireren. Het uitgaansleven in haar kringen, waaraan zij als jong meisje in Den Haag en ook later geacht werd deel te nemen, ging haar daarentegen steeds meer tegenstaan. “Van dat uitgaansgedoe ben ik helemaal vervreemd”, schreef zij in 1973 aan een oud-klasgenoot van het Christelijk Gymnasium in Den Haag. Haar weerzin tegen dergelijke sociale verplichtingen kwam voort uit haar enorme gedrevenheid als kunstenares. Als zij niet kon schilderen of tekenen of zich kon documenteren ter voorbereiding op haar creatieve arbeid, dan voelde zij zich ongelukkig. Daarnaast kwam haar afkeer van een druk sociaal leven ook voort uit haar grote drang naar vrijheid, haar streven om haar leven te leiden, zoals zij dat wilde.
Overigens is zij haar hele leven ambivalente gevoelens blijven koesteren jegens haar ouderlijk milieu. Aan de ene kant zette zij zich hier tegen af, aan de andere kant was zij zeer standsbewust en bleef zij met haar heimwee naar verloren gegane waarden en tradities ook een representante van haar milieu.
Haar ouders stimuleerden aanvankelijk haar artistieke aanleg, maar toen zij – na afronding van haar opleiding aan het Christelijk Gymnasium in Den Haag – aankondigde een loopbaan als schilderes te ambiëren, ondervond zij veel weerstand, vooral van haar vader. Toen zij bij haar voornemen bleef, werd zij zelfs het huis uitgezet. Zoals zij zelf zegt in een interview: “Het was in onze kringen niet comme-il-faut om als kunstenaar door het leven te gaan. Meisjes van adel mochten wel schilderen, maar als hobby en niet als beroepskunstenares.” Agnes zette door en schreef zich – zeer tegen de zin van haar ouders– in bij de Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag.
Het ouderlijk milieu ontvluchtend en op zoek naar nieuwe bronnen van inspiratie bracht zij tussen 1947 en 1973 lange periodes in het buitenland door: Frankrijk, Spanje, Italië en Griekenland. In Parijs volgde zij in 1949 – dankzij een studiebeurs van de Franse regering – lessen onder meer in houtsnede-technieken aan de École des Beaux Arts. In Barcelona werkte zij mee aan een exclusieve grafische uitgave over de stad, in Griekenland werd zij door een uitgeweken Rus ingewijd in de geheimen van het schilderen van iconen. Het sloot naadloos aan bij haar religieuze overtuiging.
Zij financierde haar verblijf in het buitenland met de verkoop van schilderijen, tekeningen en etsen en met het geven van tekenlessen. Een welkome aanvulling op haar inkomsten vormden de illustraties – tekeningen van Den Haag en reisschetsen – die zij al vanaf 1947 wekelijks voor het Haagse dagblad Het Vaderland maakte. Daarnaast verwierf zij incidenteel ook opdrachten voor het illustreren van kinderboeken.
Tussen haar reizen door woonde Agnes van den Brandeler in een kleine huisje in het hofje De Mallemolen in het Haagse kunstenaarskwartier. In 1963 trouwde zij met haar neef, jonkheer ir. Andries Louis van den Brandeler, een avontuurlijk aangelegde ingenieur, die spoorlijnen in Marokko had aangelegd en pijpleidingen in Canada. Op latere leeftijd keerde hij terug naar Nederland, waar hij in dienst van Rijkswaterstaat een bijdrage leverde aan de realisatie van de Delta-werken. Tussendoor reisden beiden nog regelmatig naar het buitenland.
Het jaar 1973 is beslissend voor de artistieke ontwikkeling van Agnes van den Brandeler. Zij ging in dat jaar met haar echtgenoot in het leeggekomen, statige oude huis ‘het Hof’ in Hengelo (Gld.) wonen. Het was in vele opzichten een fundamentele verandering. Het einde van een reisperiode. De stad werd verruild voor het platteland. Geen piepklein huisje meer in de residentie, maar ruime woonruimten en ateliers, een royale opslagruimte en niet in de laatste plaats een riante tuin. Het grote, oude sfeervolle huis met de steeds meer verwilderende tuin, de omringende boerenerven en het stillevenachtige Achterhoekse landschap zouden het werk van Agnes gaan beïnvloeden. Bijna elke dag werkte zij in haar ateliers: door de week in haar schilders- en grafisch atelier, zondags in haar iconenatelier.
Daarnaast vond zij tijd om het leven in de Achterhoek te documenteren. Samen met haar echtgenoot maakte zij zich sterk voor het behoud van het bedreigde cultuurhistorische erfgoed: boerderijen en landarbeidershuisjes, villa’s en landhuizen, oude stations en begraafplaatsen. Beiden trokken erop uit om gemeentelijke monumenten vast te leggen in woord en beeld.
Een grote diversiteit aan stijlen is kenmerkend voor het oeuvre van Agnes van den Brandeler. Expressionisme, impressionisme en constructivisme, figuratie en abstractie wisselen elkaar in vele werken af, in een voortdurend zoeken naar nieuwe mogelijkheden. Zij beheerste vele technieken: olieverf, aquarel, droge naaldetsen en het werken met textiel. De kunst van het iconen schilderen heeft zij steeds verder geperfectioneerd.
Haar oeuvre vormt de neerslag van haar vele reizen, reizen in ruimte en tijd. Landschappen in Spanje, Italië en Griekenland zijn figuratief tot abstraherend en abstract afgebeeld. Dezelfde wisseling van stijlen tekent zich af bij haar schilderijen van het Gelderse rivierenlandschap en de Achterhoek. Wel valt een toenemende voorkeur voor een krachtig expressionistische stijl op.
Landschappen en stillevens domineren haar werk. Daarnaast leidde haar grote belangstelling voor geschiedenis tot vele schilderingen van historische figuren en scènes. Daarbij toonde zij een grote voorliefde voor de Engelse geschiedenis. Twee uiteenlopende figuren, die zij zeer bewonderde en over wie zij een indrukwekkende boekerij had verzameld, stonden daarbij centraal: admiraal Horatius Nelson en de schrijfster Jane Austen.
Agnes heeft gedurende haar hele leven geëxposeerd: vanaf de tweede helft van de jaren ’40 vooral groeps- en solotentoonstellingen in de Randstad en in het buitenland, sinds de jaren ’80 steeds meer exposities in Gelderland, onder meer in Arnhem, Zutphen, Harderwijk, Nijmegen en Pannerden. Motor achter de exposities was sinds haar huwelijk vooral haar echtgenoot, die haar steeds weer over de streep trok als zij aarzelde om uitnodigingen voor exposities aan te nemen. Niet omdat zij haar schilderijen, tekeningen, etsen en wandkleden niet wilde exposeren, maar omdat zij opzag tegen het ‘sociale gedoe’, dat nu eenmaal verbonden is aan openingen. Ook in dit opzicht had zij een ambivalente houding, want tijdens openingen genoot zij wel degelijk van alle aandacht voor haar en haar werk.
Als kunstenares heeft Agnes van den Brandeler nooit echt aan de weg getimmerd, al genoot zij wel een zekere landelijke bekendheid. Dit hangt, zoals al eerder gezegd, nauw samen met haar karakter, haar neiging tot isolement. Tegenstrijdig genoeg was zij ook weer ongelukkig door het uitblijven van een doorbraak. Haar hele leven heeft zij gezocht naar erkenning en waardering voor haar werk.
Op initiatief van haar echtgenoot is in 1991 de Agnes van den Brandeler Stichting opgericht. Deze Stichting beoogt het omvangrijke en zeer veelzijdige werk van de kunstenares te conserveren en onder de aandacht van een breed publiek te brengen.