Hendrik Christiaan van der Houven van Oordt
1837-1901, Landbouwkundige, Grondbezitter, Steenfabrikant en Bestuurder
Hendrik Christiaan van Oordt werd geboren in Rotterdam op 11 januari 1837 als zoon van Hendrik van Oordt, suikerraffinadeur te Rotterdam, en Elizabeth van der Houven. In 1854 werd hem bij Koninklijk Besluit toegestaan de geslachtsnaam van zijn moeder aan de zijne toe te voegen. Hij trouwde in Amsterdam op 13 mei 1859 met Louise Victoire van Houten, een notarisdochter uit Amsterdam. Uit dit huwelijk zijn zes kinderen geboren.Van der Houven van Oordt overleed op 15 april 1901 te Arnhem.
http://www.historici.nl/media/bwg/images/3/-023.jpg
H.C. van der Houven van Oordt (foto: GA Rotterdam, Archief van de Vereeniging der Familie Van Oordt)

Hendrik Christiaans eerste interesse ging uit naar de landbouw. Waarschijnlijk heeft hij een opleiding gevolgd aan het Instituut voor de Landbouw te Hengelo (Gld.). Volgens een artikel van zijn hand uit 1856 in De Boerengoudmijn was deze school, in 1849 opgericht door Adrianus de Stoppelaar, “eene particuliere inrigting, om jongelieden uit den beschaafden stand tot landbouwers op te leiden”. In 1858 werd de school verplaatst naar het landgoed Buitenzorg te Heerde, dat eigendom was van H.W.A. van Oordt, een familielid van Hendrik Christiaan.

Hendrik Christiaans vader, Hendrik van Oordt, bezat in het Gelderse Hengelo een aantal boerderijen. Zijn zoon vestigde zich na zijn huwelijk in 1859 als landbouwer op een ervan, de buitenplaats Het Stapelbroek. In 1862 verhuisde het gezin naar Heerde, waar vader Hendrik inmiddels in de buurschap Werven bij Wapenveld het landgoed Het Groot Oever had gekocht. Na diens overlijden in 1864 werd Hendrik Christiaan eigenaar. In 1866 werd hij op 29-jarige leeftijd lid van de Heerder gemeenteraad. Hij zette zich met name in voor Wapenveld en directe omgeving.

Op een veiling in 1869 kocht hij de steenfabriek Het Ruimzigt en omliggende grond in Olst en Welsum. Ook enkele familieleden van de zijde Van Oordt uit Rotterdam kochten bij die gelegenheid grond in Olst. Al het daar ingebrachte onroerend goed kwam in handen van de familie. Sindsdien noemde Van der Houven van Oordt zich ook steenfabrikant. In 1873 kocht hij een tweede steenfabriek in Olst. Twee jaar later liet zijn broer A.P van Oordt, toen student te Utrecht, in .M. Olst nóg een steenfabriek bouwen. Omdat Hendrik Christiaan ook de steenfabricage verder wilde moderniseren, werd in 1880 de NV Olster Steenfabrieken opgericht. Doel van deze onderneming was “het cultiveeren en de exploitatie van eenige onroerende goederen en het drijven van den bosch-, weide- en akkerbouw, zoomede het vervaardigen van steen en andere bouwmaterialen, met den aan een en ander verbonden handel in den uitgebreidsten zin.” Tot directeur werd benoemd Joan Walrave van Houten, baksteenfabrikant te Olst en zwager van Hendrik Christiaan. Deze zelf, zijn broer Adriaan Pieter Marie van Oordt, inmiddels boekdrukker en uitgever te Leiden, en Henri Thierry Daendels, particulier te Hattem, werden commissaris.

Op 3 juli 1874 werd in Apeldoorn het landgoed De Pasch geveild, verdeeld in 51 kavels. Het grootste deel ervan, ongeveer 31 hectare, kwam in handen van Van der Houven van Oordt. Hij ging over tot een iets andere invulling van de verkaveling dan die op de veiling was gepresenteerd. De Zutphense landschapsarchitect H.H. Hoogeweg maakte een nieuw ontwerp, waarin naast de al geplande wegenstructuur een park was geprojecteerd en de bouwkavels iets groter waren gemaakt. Dat park, het latere Oranjepark, werd met de geprojecteerde wegen verkocht aan de gemeente Apeldoorn. Vanaf januari 1875 verkocht Van der Houven van Oordt de overige grond in grote en kleinere kavels aan particulieren en aannemers. Het Oranjepark was waarschijnlijk mede aangelegd om de verkoop van de bouwgrond aantrekkelijker te maken. Sinds december 1875 liet Van der Houven van Oordt zien dat hij ook nog baksteenfabrikant was: in de verkoopaktes werd als voorwaarde opgenomen dat de koper van de grond verplicht was de voor de bouw benodigde stenen eerst tegen “concurreerende marktprijs” en later tegen “gewone prijs courant” van hem te kopen.

Op 3 april 1876, na een uitgebreid afscheidsfeest in Heerde, verhuisde Van der Houven van Oordt naar Apeldoorn. Hij betrok eerst het door hem verbouwde huis De Pasch. In 1884 kwam het landgoed Marialust, grenzend aan het landgoed De Pasch, in handen van genoemde NV Olster Steenfabrieken. De toenmalige eigenaar, R.L. de Fiellietaz Goethart, was waarschijnlijk in contact gekomen met Van der Houven van Oordt. Een eerder geplande openbare verkoop ging namelijk niet door, maar tegen afgifte van aandelen kwam de NV in bezit van het landgoed ter grootte van ongeveer 53 hectare. Ook hier werd overgegaan tot verkoop van bouwgrond en ook hier werd een park geprojecteerd. Dit in 1885 aangelegde Wilhelminapark werd met de inmiddels aangelegde wegenstructuur in 1890 verkocht aan de gemeente Apeldoorn. In 1886 heeft Van der Houven van Oordt zelf van de NV de villa Marialust gekocht om daar, tot de verkoop in 1892 aan de familie Van Haersma de With, te blijven wonen.

In Apeldoorn was hij erg actief. Nadat hij het landgoed De Pasch had aangekocht en ook bij het station en langs de toen nog aan te leggen Stationsstraat grond had verworven, gedroeg hij zich steeds meer als een echte projectontwikkelaar. Mede door zijn optreden is Apeldoorn vanaf die tijd sterk gegroeid en is ook de ontwikkeling van de villaparken en de omgeving van de Stationsstraat in gang gezet. De gehele huidige Parkenbuurt is rechtstreeks of via de NV Olster Steenfabrieken eigendom geweest van Van der Houven van Oordt. Toen in 1892 bekend werd dat hij naar Arnhem ging verhuizen, besloot het bestuur van de Vereeniging tot Veraangenaming van het Verblijf te Apeldoorn, dat “het wenschelijk zou zijn dat Apeldoorn thans zijne waardering toonde voor al hetgeen de heer van Oordt door zijne ondernemingsgeest er toe bijgebracht heeft om den bloei en de ontwikkeling onzer schoone plaats te bevorderen.” In 1888 was hij al benoemd tot erelid van de vereniging. Nu besloot het bestuur dat een eenvoudige, monumentale herinneringsbank in het Oranjepark zou worden geplaatst. Er werden verschillende ontwerpen ingediend en uiteindelijk werd dat van de Apeldoornse architect J.A. Wijn uitgekozen.

Intussen was Van der Houven van Oordt in 1879 verkozen tot lid van de Provinciale Staten van Gelderland. In 1883 werd hij lid van het College van Gedeputeerde Staten, welke functie hij tot zijn dood in 1901 heeft bekleed. Ook heeft hij in 1897 in het district Apeldoorn nog kandidaat gestaan voor de Tweede Kamer, maar hij werd niet gekozen.

In Arnhem ging hij wonen in het huis Casa Cara aan de Utrechtseweg. Hij participeerde ook daar weer in enkele NV’s die zich bezighielden met onroerend goed. Zo was hij onder andere directeur van de in 1892 in Amsterdam opgerichte NV Bouwmaatschappij Fortuna, welke volgens de oprichtingsakte ten doel had: “het beheer, de exploitatie den koop en den verkoop van vaste goederen in Nederland.” Casa Cara was eigendom van de NV. Als directeur van deze bouwmaatschappij was Van der Houven van Oordt vooral in Arnhem actief. Hij verkocht er grond en huizen en verstrekte hypotheken bij de verkoop van onroerend goed, onder andere op het landgoed Hulkestein aan de Utrechtseweg. Hulkestein was eigendom geworden van de bouwmaatschappij tegen afgifte van aandelen. De bouw en verkoop van de villa’s verliepen echter niet meer zo voorspoedig.

In 1899 richtte Van der Houven van Oordt opnieuw een NV op. De NV Rijnoevers had volgens artikel 1 van de oprichtingsakte ten doel “het kopen, verkopen, beheren en exploiteren van vaste goederen, waaronder steenfabrieken en de handel in die goederen, gelegen in de provincie Gelderland aan of nabij de beide oevers van de rivier de Rijn bij Arnhem, alsmede het verbinden van die beide oevers door eene overbrugging.” Het kapitaal bedroeg één miljoen gulden, verdeeld in duizend aandelen. Van der Houven van Oordt nam deel voor 260, de genoemde NV Fortuna voor 240 aandelen. Anderen schreven merendeels voor vijf aandelen in. Van der Houven van Oordt, ook nu weer directeur, en de NV Fortuna brachten onroerend goed in Arnhem en omstreken in.

Van der Houven van Oordt had ook plannen om Arnhem te helpen aan een vaste oeververbinding. In de Arnhemsche Courant van 18 januari 1901 heeft hij, kort voor zijn overlijden, een uitvoerig ingezonden artikel geplaatst, waarin hij gedachten hierover naar voren bracht. Zelf heeft hij de realisatie niet meer meegemaakt, maar op de grond die mede door hem was aangekocht, is later de Rijnbrug aangelegd.

Op het terrein van de waterstaat was Van der Houven van Oordt eveneens actief. In 1870 was hij benoemd tot dijkgraaf van het polderdistrict Veluwe. Eerder was hij er heemraad geweest. Bij de watersnood in 1876 onderscheidde hij zich zodanig, dat koning Willem III hem vereerde met de zilveren baret. In december 1877 slaagde hij erin op een publieke veiling de Horstermeer in de gemeente Nederhorst ten Berg in bezit te krijgen. Al in 1629 waren vergeefse pogingen gedaan dit meer met een oppervlakte van ongeveer 616 hectare te ontginnen. Van der Houven van Oordt vroeg in 1878 een concessie aan tot droogmaking. De regering gaf toen nog geen toestemming. Een tweede verzoek, samen met meerdere polder- en gemeentebesturen, had wel succes. Als eigenaar richtte hij in 1882 de NV Maatschappij tot Exploitatie der Horstermeerpolder op, gevestigd in Apeldoorn. Hij werd directeur van deze NV, die tot doel had de NoordHollandse polder verder droog te leggen en in cultuur te brengen. In 1885 werden de eerste boerderijen gebouwd.

Ook is Van der Houven van Oordt gemoeid geweest in plannen tot landwinning in de Waddenzee, waarbij een dam naar Ameland was geprojecteerd. Sinds de oprichting in 1886 was hij betrokken bij de Zuiderzeevereniging, welke zich inspande om de Zuiderzee af te sluiten en gedeeltelijk droog te leggen. Hij was auteur van de Oeconomische en finantieele beschouwingen van het dagelijksch bestuur der Zuiderzee-Vereeniging, in 1892 verschenen bij uitgeverij Brill te Leiden, eigendom van zijn broer A.P.M. van Oordt. In 1898 schreef hij als secretaris van de vereniging De economische beteekenis van de afsluiting en drooglegging der Zuiderzee, eveneens door zijn broer uitgegeven. Het boek werd ter kennisneming onder meer aan alle gemeentebesturen in Nederland gezonden. Via de boekhandel werden in een jaar tijd 1600 exemplaren verkocht. In 1901 verscheen een sterk uitgebreide tweede druk, mede naar aanleiding van het toen ingediende wetsontwerp tot afsluiting en drooglegging van de Zuiderzee. Ook hiervan heeft hij de realisatie niet meer meegemaakt. Beide boeken werden geschreven met medewerking van mr. G. Vissering.

Verder heeft Van der Houven van Oordt te maken gehad met de aanleg van spoorwegen. Als uitvloeisel van de Wet op de locaalspoorwegen van 9 augustus 1878 werd op de Veluwe het plan opgevat lokaalspoorwegen op te richten. Van der Houven van Oordt was mede-initiator van het Veluws Locaal Spoorwegcomité, waarin voorts de Heerdense wethouder E. Vas Visser, mr. E. Weerts, burgemeester van Epe, en M. Wollf, een industrieel uit Amersfoort, zitting hadden. Ze vergaderden in Hotel Apeldoorn, eigendom van Van der Houven van Oordt, bij het station. In 1880 werd in Zwolle de (later Koninklijke) Nederlandsche Locaalspoorweg-Maatschappij opgericht met Apeldoorn als zetel. Van der Houven van Oordt werd voorzitter van de raad van commissarissen. In 1882 kreeg de maatschappij concessie voor de aanleg en exploitatie van de spoorwegen Apeldoorn-Deventer-Almelo en Dieren-Apeldoorn-Hattem. De lijnen werden op 21 november 1887 in gebruik genomen. In 1920 werden ze overgedragen aan de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij, een van de voorlopers van de Nederlandse Spoorwegen.

Van der Houven van Oordt werd in 1893 benoemd tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Op 15 april 1901 overleed hij in Arnhem en werd daar op 19 april op de begraafplaats Moscova begraven. Bij zijn begrafenis waren volgens de krantenberichten veel belangstellenden uit het hele land aanwezig en werd onder anderen het woord gevoerd door de Commissaris der Koningin en door de Hoofdinspecteur van Rijkswaterstaat namens het Zuiderzeecomité. Van der Houven van Oordt stierf na een zeer actief leven in wezen failliet: in 1906 moesten zijn crediteuren, onder wie veel familieleden, genoegen nemen met een heel klein deel van hun vorderingen.

Literatuur

  • Kinderen van één vader. Tegenwoordige staat van het geslacht van Oordt naar de stand van 1 januari 1992, Delft 1993
  • De Olster steenfabrieken (themanummer van de Historische Vereniging ’t Olster Erfgoed, febr. 1994)
  • E.J. Rinsma en J. Snel, De Horstermeer 100 jaar droog (themanummer van de Nederlandse Historiën 16 (1982), nr. 4/5)
  • ‘Verslag van den secretaris, uitgebracht op de dertiende algemeene vergadering van de “Vereeniging der Familie Van Oordt” ’, in: 13de Jaarverslag van de Vereeniging der Familie Van Oordt (1901), 1-13
  • G. Vissering, ‘In memoriam’, in: H.C. van der Houven van Oordt en G. Vissering, De economische beteekenis van de afsluiting en drooglegging der Zuiderzee, Leiden 19012

Bronnen

  • Apeldoornsche Courant
  • Arnhemsche Courant
  • GA Apeldoorn, Gemeentebestuur 1818-1915, notulen en ingekomen stukken gemeenteraad; kadastrale administratie; notariële archieven
  • GA Rotterdam, Archief en collecties van de Vereeniging der Familie Van Oordt
  • Kadaster Arnhem, kadastrale boekhouding
  • Utrechts Archief, Archief Koninklijke Nederlandsche Locaalspoorweg-Maatschappij
E.H.J. Kompanje
Uit: Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 3, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Redactie: drs. C.A.M. Gietman (eindredactie), drs. R.M. Kemperink, dr. J.A.E. Kuys, E. Pelzers en drs. P van Wissing .W.. Verloren Hilversum, 2002, pagina's 69-72.